G-Geschiedenis 003 2018-04

68 Pages • 28,931 Words • PDF • 11.2 MB
Uploaded at 2021-09-24 08:45

This document was submitted by our user and they confirm that they have the consent to share it. Assuming that you are writer or own the copyright of this document, report to us by using this DMCA report button.


GESCHIEDENIS € 5,50

MENSEN · VERHALEN · TIJDPERKEN

chiedenis.eu www.g-geschiedenis.eu

Engeland in 1066

GESCHIEDENIS

April 2018 Negende jaargang, nr. 3

Engelands eigen weg

Vanaf Willem de Veroveraar

Opstand

Slag bij Heiligerlee

Mysteries

Spaanse Robin Hood?

Ontdekkingsreizen Hendrik de Zeevaarder

Naast de ruim 1600 steden en dorpen-boekjes in oude ansichten zijn er ook vele thematische boekjes verkrijgbaar (v.a. €16,95).

Hoe zag het leven eruit eind 19de en de eerste helft van de vorige eeuw? U krijgt een uniek inkijkje door de boeken In oude ansichten – 80 pagina’s met afbeeldingen van oude ansichtkaarten. Deze boekjes zijn voor velen een nostalgische terugblik op geliefde plekken, mensen, gebouwen en landschappen. Bent u ook benieuwd welke steden, dorpen én thema’s er beschikbaar zijn? U kunt kiezen uit duizenden titels!

Steden, dorpen, thema’s.

Bestel nu op www.eurobib.nl, kies het boekje van uw keuze, plaats deze in de winkelwagen.

De thema’s zijn onderverdeeld in: • Ambachten • Kastelen en landhuizen • Koningshuizen • Militair • Molens • Overzee • Regio • Religie • Scouting • Sporten • Vervoer

DUIZE NDEN TITELS BESCH IKBAA R

Eurobib.nl is een onderdeel van Senior Publications Nederland BV, uitgever van o.a G-Geschiedenis en Plus Magazine.

EDITO 13de-eeuwse voorstelling van Willem de Veroveraar. Uit de Historia Anglorum. Chronica majora.

ERKEN ALEN · TIJDP MENSEN · VERH

€ 5,50

.eu s.eu chiedenis www.g-geschiedeni

IS GESCHIEDEN

Engeland in 1066

Engelands eg eigen w Veroveraar

Vanaf Willem de

Opstand

Slag bij Heiligerlee

Mysteries

Spaanse Robin Hood?

Ontdekkingsreizen Hendrik de Zeevaarder

Op het omslag: Twee delen uit het Tapijt van Bayeux over elkaar gemonteerd: de Normandische vloot koerst naar Engeland, aangevoerd door hertog Willem, centraal in beeld. Het geborduurde wandkleed is als het ware een stripverhaal over de successen van Willem.

Het Engelse isolationisme Het begrip splendid isolation (voortreffelijke afzondering) dateert weliswaar uit het einde van de 19de eeuw, als ideaal is het veel ouder. Al aan het begin van de 15de eeuw riep het Boekje van de Engelse politiek koning Hendrik IV op om de zee te beheersen en het volk op het continent te wantrouwen. De Fransen zijn sowieso Engelands erfvijanden, de Venetianen getructe bedriegers, de Lombarden ellendige woekeraars en de Vlamingen onbehouwen boeren die met hun onmatige bierdrinken zonder gene onder de tafel pissen. Toch: na 1066 was Engeland intensief verbonden met de mensen aan de overzijde van het Kanaal. Had het voorheen sterk Scandinavische trekken, hertog Willem schiep een Midden-Europees Engeland. Met hem kwam een cultuur naar het eiland die van architectuur tot literatuur sterk Frans was. Eeuwen achtereen stonden de Engelse koningen met één been op het continent. De naam van de roemruchte Engelse voetballer Paul

Gascoigne herinnert eraan dat Bordeaux en delen van de Gascogne pas in 1453 voor Frankrijk terug werden veroverd. Hendrik IV, hierboven genoemd en koning in het begin van de 15de eeuw, was pas de eerste op de troon die Engels als moedertaal had. Toen in 1558 Calais als laatste Engelse continentaal bruggehoofd capituleerde, waren de bordjes eindelijk verhangen: wat lang een waterweg was, gold nu als beschermende watermuur: aan de overzijde loerde altijd de vijand op een kans om binnen te vallen. Maar anders dan hertog Willem faalden Napoleon en Hitler. Churchill karakteriseerde zijn landgenoten als een ‘eilandras’; de Brexit bevestigt die houding.

Siebrand Krul, hoofdredacteur

BEELDBRON: ULLSTEIN

GESCHIEDENIS April 2018 Negende jaargang, nr. 3

Met een abonnement mist u geen enkele uitgave van G-Geschiedenis! Maak gebruik van de abonneerbon op pagina 66, of ga naar www.g-geschiedenis.eu/abonneren. REDACTIE G/GESCHIEDENIS Senior Publications bv Amalialaan 126 H, 3743 KJ Baarn E-mail: [email protected] www.g-geschiedenis.eu

Abonnementen Nederland Bel 035 – 692 52 10 of e-mail naar [email protected] of ga naar www.abonneeplein.nl

Vlaanderen Bel 078 35 33 13 (zonaal tarief) Fax naar 078 35 33 14 E-mail naar [email protected] Of surf naar www.abonnementen.be

Abonnementenprijs € 32,50 voor 8 nummers Losse verkoop Aldipress (Nl) - AMP (Vl) © 2018 Senior Publications BV G GESCHIEDENIS 3|2018

3

Negende jaargang april 3/2018

UITGELICHT

6 Slag bij Heiligerlee De eerste overwinning op de Spanjaarden, de Opstand begint ERFGOED

10 De Sint-Jan van ‘s-Hertogenbosch Machtige middeleeuwse kerk ingrijpend gerestaureerd FORUM EN WETENSCHAP

12 De rijkste vrouw van de Gouden Eeuw – 600.000 oorlogsherinneringen – Stijn Streuvels’ Lijsternest als museum

14

Special 14 Engelands eigen weg Willem de Veroveraar en zijn Normandiërs scheppen een nieuwe wereld. De Engelsen ontwikkelen een sterke eigenzinnigheid

16 Slag bij Hastings 1066

20 Het eiland-denken Het Kanaal wordt meer en meer een barrière

22 Scandinavisch Engeland Romeinen, Angelen, Saksen, Juten en Vikingen

26 Willems dank Vlaamse ridders en boeren worden landheren

28 Domesday Book ‘Geen stukje land, geen koe, geen os bleef ongeregistreerd’

32 Engelands mooiste kloosters Bolwerken van Normandische heerschappij

36 Mathilde, de vrouw van Vlaamse prinses wordt koningin van Engeland

39 Geboorte van een staat Sinds wanneer bestaan er Engelsen? 4

G GESCHIEDENIS 3|2018

BILDNACHWEIS: AKG/ERICH LESSING, BRIDGEMAN/THE DE MORGAN FOUNDATION, GETTY IMAGES/DIMITRI IUNDT/CORBIS/VCG, GETTY IMAGES/PICTORIAL PARADE/ARCHIVE PHOTOS, GETTY IMAGES/SSPL/SCIENCE MUSEUM

De Angelsaksen verweren zich fel, Willems lot hangt aan een zijden draad

Invasie van de Normandiërs Hertog Willem zeilde het Kanaal over en realiseerde een nieuw Engeland. Een krachttoer en een catastrofe.

INHOUD 42 Het Tapijt van Bayeux Zeventig meter geborduurd wandkleed, een uniek stripverhaal EERSTE WERELDOORLOG

44 Sporen van oorlog Archeologisch bodemarchief, vlak onder het maaiveld, is steeds beter te zien WEGBEREIDERS

48 Hendrik de Zeevaarder Portugese prins langs onbekende kusten op zoek naar goud en roem MYSTERIES

UITGELICHT

52 Een Spaanse Robin Hood?

Slag bij Heiligerlee

6

In de 19de eeuw herhaald, op papier

Diego Corrientes, volksheld tussen feit en fictie UITGELICHT

55 Vroege voorouders Dynamische Prehistorie ALLEDAAGSE GESCHIEDENIS

56 Moederdag Traditie en big business SERVICE

58 Tentoonstellingen Rijksschatten in Zutphen – Filips Willem in Diest

60 Boeken Adellijke boekjes; het jaar 117; Vlaamse beiaarden; dagboek walvisvaarder Hidde Kat IN HET NIEUWS

MYSTERIES

52

Spaanse Robin Hood? Volksheld Diego Corrientes

ALLEDAAGSE GESCHIEDENIS

64 Erfgoed bedreigd Unieke kolenwasserij Beringen-Mijn gesloopt?

65 Lezersbrieven en colofon

Moederdag

VOLGENDE UITGAVE

Tussen traditie en big business

De wereld van de legendarische Japanse krijgers.

56

Samoerai!

G GESCHIEDENIS 3|2018

5

De tweede slag om Heiligerlee Gedenkplaat 300 jaar Slag bij Heiligerlee. Houtgravure naar J.H. Egenberger, 1868. (Rijksmuseum)

6

G GESCHIEDENIS 3|2018

UITGELICHT

In 2018 wordt herdacht dat 450 jaar geleden, op 23 mei 1568, de Slag bij Heiligerlee plaatsvond, een gebeurtenis die algemeen wordt beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Verenigingen die zich bezighouden met krijgshistorie, poetsen de wapens, herstellen hun ‘historische’ kostuums en maken zich op om de gevechten van 1568 te laten herleven. Er komt een historische markt en een tocht langs belangrijke locaties. Het feestelijke van dit jaar steekt schril af tegen de verwoede strijd die rond de herdenking in 1868 werd geleverd. Waardoor kwam dat?

W

at valt er ook alweer te herdenken? Na de Beeldenstorm in 1566 hielden de spanningen in de Nederlanden aan. In sommige steden werd een greep naar de macht gedaan. Katholieke kerken en kloosters werden gehinderd in hun bestaan. De Watergeuzen zorgden voor veel overlast. Landsheer Filips II deed krampachtige pogingen om zijn gezag te herstellen en stuurde de hertog van Alva om met straffe hand op te treden en flinke belastingmaatregelen in te voeren. Willem van Oranje werd de grond in Brussel te heet onder de voeten. Hij trok zich terug op het voorvaderlijke slot de Dillenburg en schreef in maart 1568 zijn befaamde brief waarin hij verklaarde op te komen voor de vrijheden en privileges van het Nederlandse volk. Graaf Adolf bleef in de slag

Er was geen weg terug. Bijgestaan door zijn broers Lodewijk en Adolf begon Willem geld in te zamelen. Zelf droeg hij daar flink aan bij. Tapijten, sieraden en zelfs het tafelzilver van de familie werden te gelde gemaakt. Het plan was om van verschillende kanten met vrijwilligers, huursoldaten en Watergeuzen, Nederland binnen te vallen. Lodewijk en Adolf verschansten zich bij Heiligerlee in een voormalig turfwinningsgebied, waar nu het gehucht met de toepasselijke naam Tranendal ligt. Een troep van Lodewijks ruiters lokte de Spanjaarden in

een hinderlaag. Ze liepen vast in het drassige turfgebied en waren sitting ducks voor de Staatse schutters op de heuvels. Naar schatting 2.000 Spanjaarden verloren het leven bij Tranendal tegenover slechts vijftig van Lodewijks mannen, onder wie zijn broer Adolf. Het verhaal wil dat Adolfs paard op hol sloeg en tussen de Spanjaarden belandde waar de graaf een smadelijk einde vond. Het effect van de door de Nassaus gewonnen slag werd enkele maanden later teniet gedaan bij Jemmingen, waar het leger van Lodewijk door de soldaten van Alva in de pan werd gehakt. Lodewijk wist toen het vege lijf te redden, door zijn kleren uit te trekken en de Eems over te zwemmen. Ook de andere geplande aanvallen tegen Alva mislukten. Niettemin werd Heiligerlee beschouwd als het markante begin van de Tachtigjarige Oorlog.

tie van vóór de Franse Tijd, met de Dordtse Synode van 16181619 als ijkpunt. Om de drie jaar kwamen de dominees uit alle provincies naar Den Haag om plechtig de kist met de stukken van de synode te openen en te controleren of alle papieren nog in orde waren. De volgende dag ging men met trekschuiten naar Leiden, waar de kist met de Statenvertaling werd geopend en de ceremonie zich herhaalde, met veel gebeden en grote maaltijden. De Gereformeerde Kerk had het monopolie op de godsdienstbeleving in de Noordelijke Nederlanden, hoewel op den duur de scherpe kantjes er vanaf sleten en remonstranten,

Graaf Adolf van Nassau, atelier Wybrand de Geest. (Rijksmuseum)

Spaanse ruiter, toegeschreven aan Abraham de Bruyn, 1577. (Rijksmuseum)

Nationaal gevoel vraagt om heldhaftige voorbeelden

In de 19de eeuw ontstond een grote behoefte aan herdenkingen van personen en gebeurtenissen uit het verleden om het nationale gevoel kleur te geven. De 18de-eeuwse genootschappen, de oprichting van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen en de openstelling van bibliotheken, archieven en musea, droegen bij tot een algemene bewustwording. Geschiedenis leefde onder steeds bredere lagen van de bevolking. De protestanten gingen daarbij uit van de situaG GESCHIEDENIS 3|2018

7

Slag bij Heiligerlee. Anoniem, naar Frans Hogenberg.

Graaf Adolf sterft bij Heiligerlee. Litho naar Charles Rochussen. (Rijksmuseum)

8

G GESCHIEDENIS 3|2018

luthersen, doopsgezinden en zelfs rooms-katholieken hun eigen gebouwen mochten inrichten, mits deze niet te zeer het uiterlijk van een kerk hadden of te duidelijk zichtbaar waren vanaf de straat. Na het vertrek van de Fransen, de komst van de Prins van Oranje (de latere koning Willem I) en de val van Napoleon,

dacht men de draad weer op te kunnen pakken met een restauratie van de oude situatie: de gilden in ere herstellen, begraven in de kerken weer toestaan en de Gereformeerde Kerk moest een soort staatskerk blijven. Maar die vlieger ging niet op. Joden en katholieken waren geëmancipeerd in de Franse Tijd en hielden vast aan hun verworven rechten, daarin gesteund door het liberale deel van de bevolking. De protestanten bleven echter trouw aan hun oude status en de breuk met het katholieke België in 1830 versterkte hun positie. De Gouden Eeuw als leidraad

Het groeiende nationaal gevoel kwam tot uiting in boeken, prenten, krantenartikelen en toespraken. Men nam de Gouden Eeuw daarbij als voorbeeld. Dominees preekten met vuur over de ‘goddelijke hand’, die

de vijanden op zee en ter land had verjaagd. Kunstenaars imiteerden hun 17de-eeuwse voorgangers. Schilders als Jan Adam Kruseman werkten in de trant van Vermeer en De Hooch. E.J. Potgieter droeg zijn heldendichten op aan 17de-eeuwse figuren. Ondertussen roerden de katholieken zich steeds nadrukkelijker. In de jaren 1837-1841 werd in Amsterdam de Mozes en Aäronkerk gebouwd, met torens pontificaal in het zicht. In 1853 werd de bisschoppelijke hiërarchie hersteld. Nederland was niet langer een missiegebied zoals sinds de Afzwering van 1581, maar er kwamen bisdommen en Utrecht werd het domicilie van een aartsbisschop. De protestanten zagen de ontwikkelingen knarsetandend aan. Ze hadden ondertussen hun handen vol aan de onderlinge verdeeldheid, die onder meer leidde tot de Afscheiding van 1834 waardoor

UITGELICHT

naast de Nederlands Hervormde Kerk, de vroegere Nederduits Gereformeerde kerk, nieuwe gereformeerde kerken ontstonden. En zo naderde het jaar 1868.

dan moest men niet aankomen met een verheerlijking van Heiligerlee.

Katholiek verzet roert zich

Er was sprake van een ouderwetse opvatting van geschiedenis, beweerde Brouwers: ‘waarin onze geschiedenis door onkunde en wrok werd geschreven en met lichtzinnigheid en fantasie gekleurd’. Dr. Schaepman, voorvechter van de katholieke zaak, viel hem bij. Hij protesteerde tegen de protestantse overheersing: ‘Waar Kerk en Staat wordt saâmgesmolten tot één wezen, gedrochtelijker als een Indiesch afgodsbeeld’. Schaepman wees op het eigenbelang van Willem van Oranje, de sympathie van zijn broer Lodewijk voor de Beeldenstorm en het onrecht dat de Spaanse koning in 1581 werd aangedaan: ‘Niemand ter wereld kan ons één rechtsbeginsel aanwijzen, waardoor het begin der muiterijen tegen Spanje een schijn zelfs van rechtmatigheid verkrijgt’. Hij verfoeide het zingen van het Wilhelmus bij allerlei gelegenheden terwijl toch in 1817 het ‘Wien Neêrlands bloed door d’aderen vloeit, van vreemde smetten vrij’, tot officieel Nederlands volkslied was gekozen. De protestanten stonden op de achterste benen. ‘Nu gaan de maskers af ’, fulmineerde professor Anthony Brummelkamp sr. Het werd hem duidelijk waarom de ‘vaderen’ ‘liever Turks dan Paaps’ waren en dat het streven naar vrijheid van godsdienst, een kernpunt in de Tachtigjarige Oorlog, door het roomse volksdeel werd afgedaan als een ordinair oproer. ‘We mogen Philips II wel dankbaar zijn voor zijn bloedplakkaten’ meesmuilde dr. W. Bisschop in De Vrije Fries. Als we de opstand niet waren begonnen, ‘zou ons land gekomen zijn in den ongelukkigen toestand, waarin Spanje zich thands bevindt’. Terwijl het moddergooien over en weer in kranten en pamfletten in volle

Het wordt tijd om het vervallen monument voor Adolf van Nassau uit 1826 te vervangen, vonden ze in Groningen. Goed idee, dacht men in Den Haag. Het paste precies in het streven om het protestantse nationalisme te bevorderen. Men wilde in 1868 een nationale herdenking organiseren met als hoogtepunt de oprichting van een nieuw monument. Er werd een prijsvraag uitgeschreven, die werd gewonnen door de schilder J.H. Egenberger en de architect P. Schenkenberg van Mierop. De Belgische beeldhouwer Joseph Geels werd gevraagd om een monument in steen te houwen. In het Ommelanderhuis in Groningen werd een gipsen model opgesteld. Het zou een dramatische beeldengroep worden met een neerstortende Adolf: ‘dodelijk gewond, den blik dankbaar ten Hemel geslagen voor de overwinning’, schreef commissielid Johannes Bodel Nijenhuis. De stervende prins leunde tegen de droef kijkende Nederlandse maagd, beschermd door de Nederlandse leeuw. Het zou nog vijf jaar duren voordat het monument klaar was, maar in het herdenkingsjaar kon alvast de eerste steen worden gelegd. Toen waren de rapen gaar. Pater Jan Willem Brouwers, hoofdredacteur van het katholieke dagblad De Tijd, beet de spits af. Terwijl de voorbereidingen voor het feest in volle gang waren, hield hij in Amsterdam een vlammend betoog voor de vereniging ‘Regt voor Allen’. Men was bereid om de wandaden van de Beeldenstorm, de Gorkumse martelaren en de rol van de Oranjes te vergeten en te vergeven en trouw te tonen aan koning en vaderland, maar

De kikker en de nachtegaal

hevigheid voortduurde, vond de grote nationale herdenking in Heiligerlee plaats. Op 23 mei 1868 werd in aanwezigheid van twee prinsen van Oranje de eerste steen gelegd voor het monument. Er waren muziekuitvoeringen en lange toespraken. Dominee Nicolaas Beets ontroerde met zijn gedicht: Weest, Vorst en Volk! Weest mij gegroet. Op deze dag der dagen! Nooit heeft voor ’t vaderlandsch gemoed Een blijder uur geslagen Herinneringen, grootsch en schoon, Verheffen ’t hart tot jubeltoon; De aanschouwing onzer oogen Komt onze vreugd verhoogen. (enz. enz. enz.) Het zou nog lang duren voor de gemoederen enigszins waren bedaard. ‘Ach’, zei historisch letterkundige prof. dr. Moltzer: ‘In Holland hoort men nooit den slag van een nachtegaal, zonder tevens door het gekwakkel van een kikvorsch te worden ontstemd’. RUUD SPRUIT

Jan, Hendrik, Adolf en Lodewijk, de broers van Willem van Oranje. Atelier Wybrand de Geest ca. 1630. (Rijksmuseum)

BEZOEKTIP

Van 12 oktober tot 20 januari loopt in het Rijksmuseum Amsterdam de tentoonstelling '80 Jaar oorlog'. Begeleid door een televisieserie van de NTR. Zie ook www.80jaaroorlog.nl In Heiligerlee zijn herdenkingen op 25, 26 en 27 mei a.s. G GESCHIEDENIS 3|2018

9

ACHTHONDERD JAAR

BOUWEN EN VERNIEUWEN

Impressie van de 'voltooide' Sint-Jan omstreeks 1530, met de Vieringtoren en de verhoogde toren aan de westkant.

Sinds eind 2011 kan men in Den Bosch contact opnemen met de hemel. De laatste ingrijpende restauratie van de Sint-Jan kwam ten einde. Bij die gelegenheid werd, vijftien meter hoog aan de zuidkant, het beeld geplaatst van een engel in moderne uitdossing met een mobiele telefoon tegen het linkeroor. Er kan verbinding gemaakt worden naar boven via het aangegeven telefoonnummer, de engel neemt altijd op. Hij – inderdaad een hij – kan informatie geven over de SintJan maar ook de beller, desgewenst, bemoedigend toespreken.

D

e eigentijdse bel-engel past in de historische reeks die ‘vervangen, vernieuwen en kopieren’ van onderdelen steeds weer noodzakelijk maakte. De Sint-Jan bestaat uit baksteen met een ‘buitenschil’ van goed te bewerken maar kwetsbare natuursteen. De in die natuursteen uitgehouwen rijke sculptuur heeft schrijver Glaudemans als bron gebruikt om een betrouwbare chronologie van de bouwgeschiedenis te construeren. Bouw en beeldhouwwerk werden daartoe nauwgezet beschreven. De bevindingen

10

G GESCHIEDENIS 3|2018

konden vervolgens dankzij de digitale techniek in driedimensionale voorstellingen worden gegoten. In die computerschetsen, aangevuld met plattegronden, groeit de Sint-Jan naar wat hij nu is. Het maakt van Glaudemans de digitale bouwmeester van de kathedraal. Zijn onderzoek bracht aan het licht dat de kerk aan de binnenkant voor 90 à 95 procent authentiek is. Van de buitenkant, die begrijpelijkerwijs meer heeft geleden van de tand des tijds, is toch altijd nog 40 à 45 procent oorspronkelijk materiaal. Daarmee is de Sint-Jan aanzienlijk

‘echter’ dan, bijvoorbeeld, de Dom van Keulen die grotendeels uit de 19de eeuw stamt. Knap staaltje heftechniek

Als beginjaar van de bouw wordt ongeveer 1220 aangehouden. De in romaanse stijl uitgevoerde kerk was een ‘dochter’ van de Sint Salvatorparochie van Orthen. De buurtschap Orthen is ouder dan Den Bosch, de verhoudingen liggen nu wel heel anders: Orthen – waar overigens nog steeds een Salvatorkerk staat – is opgeslokt door Den Bosch. Al in de tweede helft van de 13de eeuw wordt begonnen de kerk

ERFGOED

Zandstenen spuwer, een schepping van de grote restauraties in de 19de eeuw.

een gotische aanblik te geven. Vanaf omstreeks 1350 gaat de nieuwbouw in de richting van een compleet nieuwe kerk die in 1529 haar huidige omvang krijgt. Zeker tien generaties hebben een Sint-Jan aanschouwd in voortdurende staat van wording. In de jaren vóór 1529 lijkt het nog de bedoeling te zijn geweest de kerk aan de westkant te verlengen. Die plannen werden uitgesteld, maar de toren aan die kant werd aangepast aan de maatvoering van de kerk en ‘tijdelijk’ verhoogd. Van de uitbreidingsplannen is niets meer gekomen, zodat de toren, wat stijl betreft, enigszins detoneert in het gotisch geweld. Intussen was op de kruising van schip en dwarsschip een tweede toren – de ‘vieringtoren’ – opgetrokken van vermoedelijk bijna honderd meter hoog. In 1529 werd op de spits triomfantelijk een windvaan geplaatst in de vorm van ‘een enorm koperen Johannesbeeld’: een knap staaltje van heftechniek.

De Beeldenstorm van 1566 heeft de kerk geen goed gedaan, ze werd zelfs tweemaal gewelddadig geteisterd. Achttien jaar later werd de kerk getroffen door een verwoestende brand waarbij onder anderen beide torens zwaar beschadigd werden. De toren aan de westkant werd hersteld en opgetrokken tot 73 meter. De vieringtoren werd vervangen door de huidige opbouw, eindigend in een elegante lantaarn. Omstreeks 1610 was alle schade hersteld. Protestants intermezzo: verval

Precies honderd jaar na de voltooiing van de vieringtoren werd Den Bosch door Frederik Hendrik op de Spanjaarden heroverd. Daarmee kwam de stad – én de Sint-Jan – in protestantse handen. De gereformeerde gemeente vormde een kleine bovenlaag in een overwegend katholieke stad. Ze was te klein om de Sint-Jan in goede conditie te houden. In de 18de eeuw was het verval zodanig gevorderd dat zelfs overwogen werd bepaalde gedeelten te slopen. In 1816 kwam de kerk weer in katholieke handen. Een kleine halve eeuw later werd, op de golven van de roomse herleving en de neogotiek, een grondige restauratie in gang gezet. De invloeden van weer en wind en veranderende inzichten maakten ook daarna nieuwe hersteloperaties noodzakelijk, waarvan de laatste werd afgesloten met de onthulling van de bel-engel. Natuurstenen baldakijn, acht meter hoog

Een vroom echtpaar (Maria's ouders?), eind 14de eeuw.

Aan de Sint-Jan hebben velen hun arbeid besteed. In de rekeningen en andere stukken rondom de bouw duiken allerlei namen op. Loods- of bouwmeester Willem van Kessel die omstreeks 1400 decennialang de bouw leidde heeft in ieder geval mede de grondslagen gelegd van de SintJan in zijn uiteindelijke vorm.

Talloze schilders en beeldhouwers leefden hun fantasie uit op de versiering van de kerk. Op de luchtbogen vormen 96 ‘muzikanten, monsters en gedrochten (…) een wonderlijke parade hoog boven de stad’. Tot ver buiten onze landsgrenzen vindt dit tafereel zijns gelijke niet. Men kon het kortgeleden op niveau bewonderen vanaf speciaal aangelegde steigers en loopbruggen. In de gewelven is divers schilderwerk teruggevonden of hersteld en ook daar hebben de taferelen vaak een opvallend werelds karakter. Spectaculair is ook de in natuursteen uitgehouwen gedraaide baldakijn van acht-eneen-halve meter hoog, links bij het hoogkoor. Verder getuigen in het boek van Glaudemans honderden andere afbeeldingen van een overrompelende creativiteit onder de ambachtslieden. Met zijn studie heeft Glaudemans een meesterproef afgelegd, ook in letterlijke zin. Het onderzoek diende als dissertatie ter verkrijging van de doctorsgraad. In omvang en uitgebreidheid werd het een monumentaal werk over een monumentaal gebouw. Het resultaat zal bij volgende restauraties zijn grote nut bewijzen. JAN VAN DER MEER

Sluitsteen van een gewelf met twee apostelen, eind 14de eeuw. De ene figuur wijst of schrijft op een boekrol, de andere heeft een boek op schoot, versierd met linten.

Ronald Glaudemans

De Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch Bouwgeschiedenis en bouwsculptuur 12501550 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/WBooks, Amersfoort/ Zwolle 2017. 440 blz. € 39,95 ISBN 978 94 625 8011 4 G GESCHIEDENIS 3|2018

11

KRONIEK

April 25 jaar geleden: 10.4.1993 Bij het betreden van zijn woning aan het Lutik Oudorp wordt de Alkmaarder drugshandelaar én politie-informant Jaap van der Heijden dodelijk getroffen door een bom die in een plastic tas aan de voordeur hangt. De dader(s) is/zijn nooit gevonden. 50 jaar geleden: 3.4.1968 In Antwerpen bedreigt een felle brand de aan de Veemarkt gelegen 16de-eeuwse Sint-Pauluskerk. Omwonenden slagen erin een groot deel van de kunstschatten in veiligheid te brengen. De kerk zelf raakt zwaar beschadigd. 75 jaar geleden: 29.4.1943 De bezetter wil alsnog de 300.000 Nederlandse soldaten die in 1940 waren gemobiliseerd krijgsgevangen nemen en in Duitsland tewerk stellen. Felle protesten lokken keiharde maatregelen uit en de orde wordt hersteld. 90 jaar geleden: 1.4.1928 De gebroeders Hub en Wim van Doorne beginnen in Eindhoven een machinefabriekje voor opleggers en aanhangwagens onder de naam Van Doorne’s Aanhangwagen Fabriek (DAF). In 1949 komt de eerste DAFvrachtwagen op de markt en in 1958 de eerste personenauto met automatische transmissie, de bekende Variomatic, bijgenaamd ‘Het Pientere Pookje’. 100 jaar geleden: 23.4.1918 Een Britse vloot wil door middel van het afzinken van met beton gevulde schepen de havenmond van Zeebrugge voor Duitse onderzeeboten te blokkeren. De aanval mislukt jammerlijk en bijna een derde van de 1.700 man-sterke Britse troepenmacht sneuvelt of raakt gewond. Nog steeds herdenken de Britten op Saint-George’s Day (23 april) de aanval op Zeebrugge.

12

G GESCHIEDENIS 3|2018

Herdenkingskunst in niemandsland Het is gelukt. Vrijwilligers hebben de afgelopen twee maanden vrieskou, wind en regen getrotseerd om dagelijks 12.000 beeldjes te plaatsen. Samen levert dat een indrukwekkend getal van 600.000 identieke terracotta figuurtjes op. Elk beeld – een voorovergebogen, in zichzelf gekeerde menselijke figuur zonder gelaat - vertegenwoordigt een slachtoffer van de Groote Oorlog die op Belgische bodem is gevallen. Bij elk figuurtje hoort ook een dog tag of een metalen plaatje dat de naam van het slachtoffer en de maker van het beeldje vermeldt. Tot dat aantal is het In Flanders Fields museum in Ieper gekomen na jarenlang onderzoek van verslagen, registers, dodenlijsten en archieven in binnen- en buitenland. Het aantal slachtoffers van de oorlog blijkt serieus onderschat. Zelfs de accuraat geachte Britse officiële cijfers bleken soms foutief te zijn. Bij de slag bij Pilkem Ridge (juli 1917) vielen geen 1.464 Britse soldaten maar 2.447, of een correctie met veertig procent. Die weidse, golvende roodbruine vlek tegen de achtergrond van een groene bosrand deint uit op een bijzondere locatie. Het provinciaal domein De Palingbeek, ten zuiden van Ieper, maakt deel uit van de Ypres Sa-

lient, de strategisch belangrijke Ieperboog. Fransen, Engelsen en Duitsers doorweefden de ondergrond van dit stukje niemandsland met tunnels en gangen om de vijand op te blazen. Om de hoek ligt op wandelafstand Hill 60, de enige plek in de Westhoek die nooit is opgeruimd en waar kraters en bunkers de waanzin van de oorlog illustreren. Centraal op een groot betonnen plateau staat een monumentale constructie alsof de wereld rechtkruipt na alle ellende. Dit werk van conceptuele kunstenaar Koen Vanmechelen stelt een oerei voor en verwijst naar de levenskracht van de mensheid. Nog te bezichtigen tot 11 november 2018. Meer info: www.cwrm.be. LUC MINTEN

Troje heropgegraven Eind januari lanceerde de Universiteit van Amsterdam het fundraising project Troy: Archeology of Archeology. In nauwe samenwerking met de Çanakkele Onsekiz Mart University, gaan dr. Gert Jan van Wijngaarden en een groep studenten zich verdiepen in de manier waarop in Troje de opgravingen zijn uitgevoerd. De beschrijving van de mythische stad door Homerus en Vergilius inspireert al meer dan 150 jaar een lange stoet van archeologen om in Noordwest-Turkije opgravingen te verrichten. Frank Calvert begon in 1863 met het systematisch afgraven van de

Kroniek & wetenschap Het Lijsternest in Ingooigem

Christien van Kalfshoven Vraagt de redactie:

Wie was in de Gouden Eeuw de rijkste vrouw?

Stijn Streuvels, schrijversnaam van Frank Lateur (1871-1969), heeft een uitgebreid literair oeuvre nagelaten. Tussen 1899 en 1969 werkte hij als broodschrijver, vanaf 1905 gebeurde dat in zijn specifiek ontworpen woning in Ingooigem. In 1982 opende de provincie West-Vlaanderen dit Lijsternest als schrijversmuseum. Dit jaar ging het beheer naar de Het Lijsternest. (Foto Letterenhuis) Vlaamse overheid maar zij beschouwt het beheren van een schrijversmuseum en de bijhorende erfgoedcollectie niet tot haar kerntaken en draagt het provinciaal Streuvelspatrimonium daarom over aan het Letterenhuis van de Stad Antwerpen. Dit museum, opgericht in 1933, oorspronkelijk om de in 1899 aangekochte Consciencecollectie te huisvesten, specialiseert zich verder in het beheer van alle Vlaams literair erfgoed. In 1975 kocht de stad Antwerpen een belangrijk deel van het Streuvelsarchief aan. Daar komt nu nog twintig meter archief en documenten bij en is het schrijversarchief volledig verzameld op een plaats. Daarbij hoort ook een uitgebreide fotoverzameling van enkele duizenden glasplaten en fotoafdrukken. Naast familie en vrienden hebben veel foto’s die Streuvels zelf nam vooral het West-Vlaamse platteland en het boerenleven als thema. Het diende als inspiratie om in zijn romans verwerkt te worden. Dankzij het Erfgoedfonds van de Koning Boudewijnstichting gaat ook een groot deel van de bibliotheek van Frank Lateur naar Antwerpen. Dat zijn vooral boeken uit de collectie van Paul Thiers met opdrachten van bevriende schrijvers, luxe-edities van eigen werken en enkele oude drukken die hij van zijn oom Guido Gezelle had geërfd. Het schrijversmuseum Het Lijsternest in Ingooigem blijft als ‘buitenpost’ van het Letterenhuis tijdens het toeristisch seizoen voor iedereen te bezoeken, in de winter kunnen schrijvers er verblijven om inspiratie op te doen. Info: www.letterenhuis.be HARRY VAN ROYEN

kunstmatig opgeworpen heuvels in de vlakte aan de oostelijke oever van de Dardanellen. Daarna namen Heinrich Schliemann (1871-1890), Wilhelm Dörpfeld (1893-1894), Carl Blegen en Marion Rawson (1932-1938) en Manfred Korfmann en Brian Rose (19882005) het stokje over. Intussen zijn de vraagstelling en de onderzoeksmethoden sterk veranderd. Het team van de UvA wil deze veranderingen in beeld brengen. Hiertoe gaan ze op zoek naar hetgeen opgegraven werd, maar geen plaats kreeg in de publicaties van de opgravingsresultaten. De bronnen die

bij het onderzoek centraal staan zijn de veldwerknotitieboekjes, de (bij voorkeur niet gepubliceerde) foto’s en veldwerktekeningen en vooral: de afvalhopen. Door de opgevulde opgravingsputten en de storthopen van de oude opgravingen opnieuw te gaan opgraven, hoopt het team een beter zicht te krijgen op de gebruikte methoden en technieken om zo vast te kunnen stellen welk effect die hadden op de interpretatie van de vondsten. ‘Wij zijn’, aldus Van Wijngaarden, ‘niet op zoek naar Achilles of Helena, maar naar de pioniers van de archeologie.’ COR VAN DER HEIJDEN

Dat was de Amsterdamse Elisabeth Tiellens, geboren in 1652 en gestorven in 1724. Zij was de oudste dochter van de zijdelakenkoopman Michiel Tiellens en Catharina van der Ghiessen, dochter van de gefortuneerde zeepzieder Philips van der Ghiessen en Liesbeth Pancras. In 1675 trouwde zij met de koopman en reder Benjamin Poulle, de trotse bezitter van de nog bestaande buitenplaats Gunterstein aan de Vecht bij Breukelen. In 1691 kocht het echtpaar de heerlijke rechten van het landgoed Berkenrode bij Heemstede. Op de fundamenten van het oude kasteel aldaar lieten zij een fraaie buitenplaats bouwen. Tien jaar later overleed Poulle waardoor de nog steeds kinderloze Elisabeth zich vrouwe van Gunterstein, Tienhoven en Berkenrode mocht noemen. In 1713 hertrouwde zij op 61-jarige leeftijd met de weduwnaar Jan Trip (1664-1732), een zeer invloedrijk man in zijn dagen, die liefst vijftien keer het ambt van burgemeester van Amsterdam heeft bekleed. Bij haar overlijden in 1724 liet zij een geschat vermogen na van 1.900.000 gulden. Daarmee neemt zij de derde plaats in op de door Kees Zandvliet samengestelde lijst van ‘De 250 rijksten van de Gouden Eeuw’. Alleen de familie Oranje en Hans WilKasteel Berkenrode getekend lem Bentinck door A. Rademaker (1725). (1649-1709), de vertrouweling van Willem III, gaan haar voor met een geschat vermogen van respectievelijk 25 en 11 miljoen gulden. Volgens Zandvliets rekenmethode staat de nalatenschap van Elisabeth grofweg gelijk aan ruim zestien miljoen euro, die van stadhouder-koning Willem III, die in 1702 overleed, aan 212 miljoen euro. Maar op zich zeggen deze getallen weinig, omdat het ons niets vertelt over de koopkracht. In Holland verdiende een ambachtsman in 1.700 zo’n 300 gulden per jaar. Een vermogen van 1.900.000 gulden stond dus globaal gelijk aan 6.365 van dergelijke jaarlonen. Heden ten dage verdient een vergelijkbare ambachtsman minstens 21.000 euro per jaar. Op deze manier gerekend is een vermogen van 200.000 gulden gelijk aan ruim veertien miljoen euro nu. Elisabeth liet dus geen zestien maar 133 miljoen euro na; prins Willem III zelfs 1,75 miljard euro. Zie verder Zandvliets De 250 rijksten van de Gouden Eeuw. Kapitaal, macht, familie en levensstijl, waaruit blijkt dat de nummers 4,7 en 8 van de ranglijst (Louis de Geer, Louis Trip en Elias Trip) tot Elisabeths familie behoorden. Heeft u ook vragen? Mail deze naar [email protected]

BEN SPEET

G GESCHIEDENIS 3|2018

13

ENGELANDS EIGEN WEG WILLEM DE VEROVERAAR

1066 Engeland Hastings en de gevolgen

Het was een van abruptste wendingen in de geschiedenis. Eerst versloeg Willem de Veroveraar de oude Angelsaksische elite en daarna vernietigde hij haar. Daarmee legden de Normandiërs de basis voor het Engeland van nu.

De overwinning bij Hastings was grotendeels aan Willems doortastendheid te danken. Hij wordt daarom vaak met een knots afgebeeld.

14

G GESCHIEDENIS 3|2018

ENGELANDS EIGEN WEG

BEELDBRON: BRIDGEMAN/NATIONAL GEOGRAPHIC

op een keerpunt

G GESCHIEDENIS 3|2018

15

3

2 1

3

Willem (1) laat Harold Godwinson (2) onder ede verklaren zijn aanspraken op de troon te steunen.

De langste dag

Op 14 oktober stuitte Willems invasieleger op de Angelsaksische troepen. Engelands lot lag in de waagschaal.

16

G GESCHIEDENIS 3|2018

W

at als de Angelsaksische koning Harold II Willem verslagen had? Dan was de agressieve Normandische hertog als de ‘Verliezer’ de geschiedenis ingegaan … Maar het liep anders. De 7.000 man sterke Angelsaksische strijdmacht onder koning Harold had op de top van een lage heuvel in een 600 tot 800 meter lange formatie stelling genomen en zich achter een muur van schilden verschanst. In het midden stond koning Harold zelf, omgeven door zijn meest ervaren strijders, de huscarls, zijn lijfgarde, in maliënkolders gehuld en met strijdbijlen en speren gewapend. Zo wachtten zij de vijand op. Onder hen, aan de voet van de flauwe helling, groepeerden de Normandiërs zich in een drieledige formatie. De kern van hun strijdmacht bestond uit zware ruiterij, waarin elke man beschermd was door een pantserhemd, een spangenhelm met neusbeschermer en een lang schild en gewapend was met lans en zwaard. Daarvoor stonden (kruis) boogschutters en het voetvolk. ‘Trompetgeschal van beide zijden opende de slag,’ zo bericht de kroniekschrijver Willem van Poitiers in zijn levensbeschrijving van Willem de Veroveraar. ‘Het Normandische voetvolk viel aan en bracht de Engelsen met zijn werpspiesen dood en verwondingen toe. Dezen boden echter dapper

BEELDBRON: AKG/LEESING/BAYEUX MUSÉE DE LA TAPISSERIE, ULLSTEIN/HERITAGE,

Hastings 1066

ENGELANDS EIGEN WEG

‘Het was een merkwaardige veldslag’ De kroniekschrijver Willem van Poitiers

4

Op 27 september steekt de Normandische vloot (3) in zee; de volgende dag bereikt zij de Engelse kust (4).

weerstand, elk naar zijn mogelijkheden. De Engelsen gooiden speren en allerlei andere projectielen, zoals de gevreesde bijlen en stenen waaraan een eind hout bevestigd was.’ De eerste aanvalsgolf loopt dan ook stuk op het verweer van de Angelsaksen. Op hun muur van schilden bijten de Normandiërs zich de tanden stuk. Rugdekking van paus en keizer

E

n dat terwijl hertog Willem van Normandië werkelijk alles gedaan had om het geluk aan zijn kant te krijgen. Hij realiseerde zich terdege wat hij riskeerde door zijn hand naar de Engelse kroon uit te strekken. Des te zorgvuldiger had hij zijn invasie voorbereid en daarbij ook de diplomatieke en logistieke aspecten niet verwaarloosd. In strikt dynastieke zin waren zijn aanspraken nogal mager en alleen gerechtvaardigd door zijn oudtante Emma, die door een huwelijk tot het Engelse koningshuis was gaan behoren. Willem hamerde daarom des te meer op zijn aanwijzing als opvolger door Eduard de Belijder, de Engelse koning die op 5 januari 1066 kinderloos gestorven was. En over de ondersteuning die diens zwager, Harold Godwinson, graaf

van Wessex, hem bij een bezoek aan Normandië in 1064 onder ede toegezegd zou hebben. Niemand wist helemaal zeker of dat verhaal met die heilige eed, die Godwinson op de relikwieën gezworen had, ook klopte, maar de hertog zorgde er wel voor dat het aan de Europese hoven de ronde deed. Het maakte van Harold, die zich direct na de dood van zijn zwager tot koning Harold II had laten kronen, ineens een eedbreker en een usurpator. Een voorstelling van zaken waarmee het hertogelijke kamp in Rome gehoor vond: Gilbert van Lisieux, de welbespraakte leider van een Normandische delegatie, wist paus Alexander II van de legitimiteit van Willems aanspraak te overtuigen. Het Vaticaan stuurde Willem zelfs als gunstbewijs een met gouddraad doorweefde vlag waarop een kruis en een strijdende ridder prijkten. Aldus gesteund slaagde Willem erin een aantal vorsten voor zijn zaak te winnen. Zo liet de Rooms-Duitse keizer Hendrik IV een officiële sympathiebetuiging opstellen. Het woord van de nog minderjarige Franse koning Filips I legde dan weer minder gewicht in de schaal , want de jongen stond nog onder voogdij van Willems schoonvader, graaf Boudewijn van Vlaanderen. Na deze diplomatieke successen begon G GESCHIEDENIS 3|2018

17

2

1

In het heetst van de strijd: een charge van de Normandische ridders (1) loopt stuk op de schildenmuur van de huscarls (2).

18

G GESCHIEDENIS 3|2018

bevelhebber stelt dat toch uit – hij wacht niet alleen op een gunstige, aflandige wind, maar ook de beste gelegenheid om toe te slaan. Een onaangename verrassing

M

et deze vertragingtactiek slaagde hij er in elk geval in koning Harold murw te maken. Die wachtte de Normandiërs met zijn huscarls en boerenhulptroepen (fyrd) in de buurt van het eiland Wight op, maar moest in september zijn boerenmanschappen naar huis laten vertrekken om de oogst binnen te brengen. Zelf keerde hij met zijn huscarls terug naar Londen, waar hem het bericht bereikte dat een andere troonpretendent, de Noorse koning Harald Hardrada, in het noorden van Engeland was geland. Harold ging de indringer in ijlmarsen met zijn beroepssoldaten tegemoet en versloeg hem op 25 september in de Slag bij Stamford Bridge in Yorkshire. Twee dagen later liet Willem in Normandië eindelijk de zeilen hijsen – de wind stond gunstig. Op dat moment kon hij nog niet weten welke van beide koningen zijn tegenstander zou worden. Op 28 september ging de hertog bij Pevensey

BEELDBRON: BIDGENMAN/BAYEUX MUSÉE DE LA TAPISSERIE (2)

Willem zeer omzichtig met de uitvoering van zijn invasieplannen. Hij stond voor de grote logistieke uitdaging om zijn troepen, paarden en materieel naar de overkant van het Kanaal te verschepen. Daarnaast moest hij een groot leger op de been zien te brengen. Hiervoor mobiliseerde hij niet alleen zijn eigen vazallen, maar wierf hij ook in Vlaanderen, Bretagne en Noord-Frankrijk ridders, die hij een rijke buit in het vooruitzicht stelde. Uiteindelijk telde zijn troepenmacht 7.000 man. Het Normandische kustlandschap raakte bezaaid met legertenten, waarin het groeiende invasieleger werd ondergebracht. Zelfs krijgslustige Noormannen uit het verre ZuidItalië doken er op. Inderhaast werden honderden schepen voor de overtocht gebouwd. Het Tapijt van Bayeux toont de vele vlijtige handen die daarvoor nodig waren: houthakkers die bomen vellen en met de bijl de stammen bijwerken, timmerlieden die planken tot een scheepsromp aaneenvoegen, zeilmakers die banen linnen aan elkaar naaien. Anderen beulen zich af om de schepen te beladen, met een schier onafzienbare stroom vaten, zakken, helmen, lansen, zwaarden en paarden. In augustus is alles in de legerplaats van Dives-sur-Mer klaar voor vertrek, maar de

ENGELANDS EIGEN WEG

‘De grond was wijd en zijd met lijken bezaaid, in bloed gedrenkt’ Willem van Poitiers over het einde van de Slag bij Hastings

4

3

De beslissing: de linies van de Angelsaksen begeven het (3) en koning Harold (4) vindt de dood.

in Sussex met zijn leger ongehinderd aan land. Hij bouwde er een aantal palissadeforten en trok toen plunderend in de richting van Hastings. Koning Harold was nu gedwongen te reageren. Hij keerde uit het noorden terug, vulde in Londen zijn gedecimeerde troepen aan en haastte zich zuidwaarts. Hij kon niet wachten tot hij zijn boogschutters bij elkaar had. Toen hij aankwam, gaf hij zijn troepen geen gelegenheid van de ijlmarsen te bekomen, maar liet hen posities innemen op Senlac Hill. De flanken van zijn leger, dat ongeveer even groot in omvang was als dat van de indringers, bestonden grotendeels uit eenvoudige dienstplichtigen. Zijn tactiek leek op een verrassingseffect afgestemd, maar hierin kwam hij bedrogen uit, want onderaan de heuvel stond Willem hem al op te wachten. Dood van een koning

D

e Normandiërs waren in het voordeel, want zij waren beter uitgerust en beschikten ook over zware ruiterij. Toch golfde de strijd lange tijd heen en weer. Telkens weer stormden de ruiters tegen de heuvel op, telkens werden ze teruggeworpen door de schildenmuur van de

huscarls. ‘Het was een merkwaardige veldslag,’ bericht Willem van Poitiers, ‘aan de ene kant louter beweging en aanvalslust, aan de andere kant slechts standvastigheid, alsof de mannen in de grond geworteld waren.’ In een bepaalde fase van de strijd deinsden de Normandiërs terug, toen de roep van Willems dood door de gelederen ging. Alleen met een onverschrokken daad, door zijn helm af te nemen en zich zo aan zijn troepen te tonen, wist Willem de situatie te redden. Alle chroniqueurs zijn het erover eens dat de strijd tot in de avond woedde. Een schijnmanoeuvre van de Normandiërs gaf dan toch de doorslag: ze leken zich terug te trekken en een deel van de Angelsaksen verliet de slaglinie om hen te achtervolgen. Hierop wendden de Normandische ruiters hun paarden en bestormden de in wanorde geraakte linie van de tegenstander. Twee broers van koning Harold vonden de dood, daarna ook de koning zelf. Daarmee was het pleit beslecht. Voor Willem lag Engeland open. Niemand die hem voortaan meer zijn bijnaam ‘de Veroveraar’ kon betwisten. KARIN SCHNEIDER-FERBER

MEER WETEN?

David Bates, William the Conquerer. Yale University Press, 2016 G GESCHIEDENIS 3|2018

19

oorlogsvloot had. Sinds het Kanaal echter door zwaarbewapende scheThe English Channel pen wordt verdedigd, vormt het een schier onbedwingbare hindernis. Dat Het Kanaal heeft de Engelsen lange tijd behoed voor invasies was het bijvoorbeeld voor de Spaanse – en stimuleert nog altijd een denken in termen van veiligheid Armada, bedoeld om een groot leger en autonomie. vanuit Vlaanderen over te zetten: de Spaanse schepen werden verdreven door de Engelse en vielen ten prooi ij goed zicht staan de krijtrotsen geweest was, zoals Shakespeare het aan stormen en schipbreuk. Precies van Dover de bezoeker van de in Richard II uitdrukt, had het zich honderd jaar later ging het net even Franse kust zo helder voor ogen, nooit in ‘splendid isolation’ kunnen anders: de Nederlandse stadhouder dat zelfs nuances in het wit ervan wiegen. Engeland en later Groot- Willem III wist in 1688 wél de Engelse duidelijk herkenbaar zijn. Op zulke Brittannië konden zich de moeite kust te bereiken en er met zijn ledagen lijkt het Nauw van Calais nog van een duur staand leger besparen ger aan land te gaan. ‘Protestantse smaller dan de 34 kilometer die het – een oorlogsvloot was genoeg. Met winden’ hadden de Engelse schepen op deze plaats in werkelijkheid meet. behulp van die vloot bouwde het land belet in zee te steken – en zo het lot Vanaf de overkant ziet het er echter vervolgens het grootste koloniale van de ongeliefde, katholieke koning volstrekt anders uit. Vanuit Engels imperium op dat de wereld gekend Jacobus II bezegeld. In de Napoleontische tijd heerste perspectief is het Kanaal zo breed als heeft. er in Engeland een regelrechte de Atlantische Oceaan. Grondslag voor het wereldrijk invasiehysterie, door de pers Engelands ligging op een eiland is bepalend voor zijn nationale De invasie van de Romeinen en die aangewakkerd met afbeeldingen geschiedenis. Als het niet ‘this van Willem de Veroveraar konden van geruisloos naderende militaire fortress built by Nature for herself ’ slagen omdat Engeland nog geen ballonvaarders en van enorme, door

B

20

G GESCHIEDENIS 3|2018

BEELDBRON: ISTOCKPHOTO.COM/RLASTRES; KARTE: AGENTUR2/CHRISTOPH RAUCH

Eiland-reflex van een nieuwe staat

London Hastings

St Do raat ve r van

ENGELANDS EIGEN WEG

Flessenhals: op het smalst van de zeestraat scheiden slechts 34 kilometer de Engelse en Franse kust.

windmolens aangedreven vlotten. In tegen Charles de Gaulle, ‘dat wij, als Parijs werkelijkheid had de Royal Navy een wij ooit voor de keus tussen het conenorm overwicht, dat met de victorie tinent en de open zee gesteld worden, in de Slag bij Trafalgar alleen nog altijd voor het laatste zullen kiezen.’ maar groter werd. Ook Hitler kon de zouden komen te staan, maar daarin Van Churchill stamt ook de oversteek op z’n buik schrijven - zijn kwamen ze bedrogen uit. uitspraak ‘wij horen niet bij één ‘Operatie Zeeleeuw’ mislukte doordat De symbolische betekenis van het werelddeel, wij horen bij alle Duitsland niet de suprematie in het Kanaal is onverminderd groot. De werelddelen’. In de hoogtijdagen van luchtruim bóven het Kanaal wist te krantenkop ‘Mist boven het Kanaal het Britse imperialisme mag dat juist winnen. – het Continent geïsoleerd’ is welis- opgemerkt geweest zijn, maar veruit Tegenwoordig is het Kanaal geen waar een verzinsel, maar hij treft wel de meeste tijd in zijn geschiedenis horde van belang meer. Sinds 1994 precies het zelfbeeld van eilandbewo- hoorde Engeland – Kanaal of niet is Engeland via de Eurotunnel met ners die zich als het middelpunt van – slechts bij één werelddeel en dat het vasteland verbonden. Lange was Europa. In het heetst van de Kanaal weer buitengrens tijd was er voor de bouw van een Brexit-discussie hebben 248 historici tunnel gewaarschuwd. ‘Een tunnel de wereld beschouwen. Als Britten daar nog eens op gewezen. In een zou ons strategisch verzwakken,’ ‘Europa’ zeggen, bedoelen ze het vas- gezamenlijke verklaring schrijven waarschuwde oorlogsheld Bernard teland. ‘We vliegen naar Europa,’ zeg- zij: ‘Het politieke, sociale, culturele Montgomery. ‘Ik ben er uit de grond gen vakantiegangers. En in de Brexit- en economische leven in Grootvan mijn hart tegen.’ Uiteindelijk debatten leek het of de EU maar twee Brittannië hing altijd af van Europa, legden economische overwegingen lidstaten had: het eiland en het con- was erop gericht en heeft er ook iets het af tegen militaire. Bij de opening tinent. aan teruggegeven.’ Hun appèl heeft de van de tunnel hoopten velen dat ‘U kunt er zeker van zijn,’ zei de Britse meerderheid niet bereikt. Die sprak de Engelsen nu ook gevoelsmatig premier Winston Churchill in 1944 zich uit tegen het EU-lidmaatschap. CHRISTOPH DRIESSEN dichter bij continentaal Europa kort voor de landing in Normandië

MEER WETEN?

Jeremy Paxman, The English. A Portrait of a People. Penguin 2007, antiquarisch

Panoramablik op de ‘Seven Sisters’ in het Zuid-Engelse Sussex.

G GESCHIEDENIS 3|2018

21

Voorgangers van de veroveraar Engeland tussen oorlog en vrede

De Normandiërs waren niet de eerste noordse buurvolken die zich op Engels grondgebied waagden. Grote delen daarvan waren in de 11de eeuw zelfs ingelijfd door de Deense koningen.

D

at deze avond van de 8ste juni 1042 zo tragisch eindigde, had niemand kunnen bevroeden. Eigenlijk was het een vrolijk feest geweest, het huwelijk van een van ’s konings naaste volgelingen. Ja, de jonge koning had zo diep in het glas gekeken, dat hij nauwelijks nog op zijn benen kon staan, maar toen hij plotseling ineenzakte, meenden de bruiloftsgasten alleen maar dat hij nu echt genoeg had gehad. Langzaam drong dan toch de waarheid door: het overmatige drinken was Hardeknut fataal geworden. Deze avond eindigde niet alleen het leven van een pas 23-jarige vorst - ook het ambitieuze project van zijn vader Knut om een EngelsDeens imperium te scheppen was definitief van de baan. Veel Angelsaksen betreurden dat, want onder vreemde heerschappij had het land lange tijd vrede en welvaart gekend. Daarvoor hadden al de nodige vreemde heersers hun sporen achtergelaten in het eilandrijk, te beginnen bij de Romeinen. Later kwamen de Angelen, Saksen en Juten en ten slotte ook de heidense Vikingen uit Noorwegen en Denemarken. Toen die aan het eind van

22

G GESCHIEDENIS 3|2018

de 8ste eeuw opdoken aan de Engelse kusten hadden ze de bewoners met hun bliksemacties nog de stuipen op het lijf gejaagd, maar stilaan ontwikkelden ze warme gevoelens voor het land en in de twee eeuwen daarna vestigden zij zich er en werden christenen. In de 9de eeuw creëerden ze een eigen vestigingsgebied in het noorden en oosten van het eiland, bekend onder de naam Danelaw, ‘gebied onder Deens recht’. Wat Alfred met beleid opbouwde, verkwanselt Aethelred

Hoewel de dreiging van invallende en plunderende Vikingen nog niet voorbij was, kon er onder Alfred de Grote ( 848-899) toch zoiets als een Engelse staat ontstaan, waarin de Deense kolonistenvorstendommen en de Angelsaksen een gemeenschappelijke koning erkenden. Dit fragiele evenwicht raakte echter aan het eind van de 10de eeuw verstoord, toen de inmiddels christelijke Deense vorsten weer in hun aloude plunderstrategie vervielen. De hierdoor in het nauw geraakte koning Aethelred II (ca. 9681016) was aangewezen op buitenlandse steun en sloot een bondgenootschap met de her-

ENGELANDS EIGEN WEG

AELFRED MEC HEHT GEWYRCAN

BEELDBRON: PICTURE ALLIANCE/ARCAID

ofwel ‘Alfred heeft mij laten maken’, luidt de inscriptie op het ‘Alfred-sieraad’, een uitzonderlijk Angelsaksisch goudsmeedwerk. De bezitter ervan was vermoedelijk de gelijknamige koning van Wessex, instigator van de Angelsaksische eenwording.

G GESCHIEDENIS 3|2018

23

‘In dat jaar werd Westminster Abbey ingewijd en overleed koning Eduard op de dag voor Driekoningen’ tigjarige regeringsperiode van Knut de Grote was een tijd van politieke stabiliteit en economische bloei. En die stonden of vielen met vreedzame coëxistentie van Denen en Angelsaksen op Engelse bodem. Knuts levenswerk bleef echter onvoltooid. Toen hij in 1035 op veertigjarige leeftijd stierf, begon zijn imperium uiteen te vallen: de Noren maakten zich eruit los. Na de dood van Hardeknut, zijn zoon uit het huwelijk met Emma, was het definitief voorbij met het project van een breed gedragen Deens-Angelsaksische dynastie. Aangezien Hardeknut zonder erfgenaam bleef, had hij in zijn testament bepaald dat zijn halfbroer Eduard (ca. 1004-1066), de zoon van Aethelred, de nieuwe koning van Engeland zou worden en aldus geschiedde. Eduard, die door zijn vrome levenswandel de bijnaam ‘de Belijder’ verwierf, bleef een vreemde in zijn geboorteland. Hij had bijna dertig jaar aan het Normandische hof doorgebracht, sprak Frans en was nauwelijks vertrouwd met de Angelsaksische zeden en gebruiken. Daar kwam bij dat de graafschappen sinds de dood van Knut veel aan zelfstandigheid gewonnen hadden. Vooral de machtsbeluste Godwin Het ideaal van Denen en Angelsaksen tot (ca. 1001-1053), Earl of Wessex, werd steeds één volk verenigd meer een rivaal van de koning. Godwin was er Knut had ingezien hoezeer de kerk hem van nut stelselmatig op uit zijn huismacht te vergroten en kon zijn. Hij maakte die tot een pijler van zijn had zijn zonen her en der ook tot graven weten heerschappij door de kerkdienaren ook ambtelij- te maken. Maar de feitelijke macht volstond niet ke taken toe te vertrouwen. Om tot een zo effec- – Godwin droomde ook van grootsheid en zag tief mogelijk bestuur te komen verdeelde Knut zich al als stichter van een nieuw koningshuis. het eiland in districten, elk geleid door een graaf En inderdaad wist hij een huwelijk tussen zijn (earl). Deze graven traden in de districten op als dochter Edith en Eduard af te dwingen, maar dat de plaatsbekleder van de koning. De bijna twin- bleef kinderloos. tog van Normandië, dat hij bezegelde door te trouwen met diens dochter Emma. Uit dat huwelijk kwamen drie kinderen voort, onder wie de latere koning Eduard de Belijder. Maar toen beging Aethelred een ernstige fout. Onder het voorwendsel een samenzwering te verijdelen, richtte hij een slachting aan onder de Deense kolonisten op het eiland, iets wat niet ongewroken kon blijven. Al gauw viel de Deense koning Sven Vorkbaard Engeland binnen. Aethelred vluchtte naar Normandië, om pas na de dood van Sven, in 1014, weer terug te keren en de koningsmachtopnieuw uit te oefenen. Maar tot zijn verbazing moest hij vaststellen dat de Engelse adel intussen van partij gewisseld was en de zijde koos van Svens zoon Knut (ca. 995-1035), die nu de Engelse troon innam. Knut, die later ‘de Grote’ genoemd zou worden, heerste over een noords imperium dat naast Denemarken en Engeland ook delen van Zweden en Noorwegen omvatte. Hij stelde zich echter niet op als usurpator, maar probeerde Denen en Angelsaksen tot één volk samen te smeden. Zelf gaf hij het goede voorbeeld door in 1017 Aethelreds weduwe Emma tot vrouw te nemen.

i GESCHIEDENIS COMPACT

Van Alfred de Grote tot koning Willem I In de Vroege Middeleeuwen schreven naast de Angelsaksen vooral Denen Engelse geschiedenis.

24

G GESCHIEDENIS 3|2018

Alfred de Grote

Aethelred II

Emma

871 — 899

978 — 1016

ca. 985– 1052

koning van Wessex, verenigde de Angelsaksen en drong de Denen terug

de bijnaam ‘de Onberadene’ wijst op zijn ondoordachte politieke optreden

hertrouwde na de dood van Aethelred met Knut de Grote

BEELDBRON: AKG/BRITISH LIBRARY (2), BPK/BRITISH LIBRARY, BPK/BURESCH, BRIDGEMAN/MUSÉE DE LA TAPISSERIE BAYEUX FRANCE (2), WIKIMEDIA, WIKIMEDIA/MYRABELLA

Uit de Angelsaksische kroniek

ENGELANDS EIGEN WEG

Godwin. Uiteindelijk zat er niets anders op dan de earl te rehabiliteren. Eduards greep op het land begon te verslappen. Toen Godwin niet veel later overleed, werd diens zoon Harold Godwinson, de nieuwe Earl of Wessex, de op een na machtigste man in het Engelse koninkrijk. Een nieuwe Engelse koning met twee geduchte vijanden

Hoe dan ook wist Eduard tegenover de hoge adel en de graafschappen wel een sterker centraal gezag te stellen. Hij was namelijk niet in zijn eentje het Kanaal overgestoken, maar begeleid door Normandische vertrouwelingen, die hij op de belangrijkste posities installeerde. Een confrontatie leek dan ook onvermijdelijk. In 1051 ontbrandde er een openlijke strijd tussen Godwin en de koning. De uitkomst was dat de earl met al zijn partijgangers en zijn zonen gedwongen was het land te verlaten. Met het oog op deze strijd schijnt Eduard contact opgenomen te hebben met hertog Willem van Normandië, maar of hij die ook tot zijn opvolger benoemde, staat niet vast. Eduard had echter de stemming in het land geheel verkeerd ingeschat. De hoge adel boog niet voor hem en stond op de terugkeer van

Een eeuw na zijn dood werd Eduard de Belijder heilig verklaard. De oorlogen van de vrome koning werden gevoerd door Harold Godwinson.

MEER WETEN?

James Campbell, The Anglo-Saxons. Penguin 1991 Robin Fleming, Britain after Rome. The Fall and Rise, 400 tot 1070. Penguin 2011

De diepgelovige koning Eduard trok zich steeds meer terug uit het politieke bedrijf en bracht zijn tijd door met gebed en vrome overpeinzing. Daarnaast stortte hij zich op grote bouwprojecten. Het voornaamste daarvan was Westminster Abbey in Londen, waar hij na zijn dood in 1066 ook zijn laatste rustplaats vond. Omdat Eduards huwelijk kinderloos gebleven was, vormde de opvolging een probleem. In Normandië maakte Willem aanspraak op de Engelse troon, met als argument dat hij daartoe door Eduard zelf voorbestemd was. Vanuit Noorwegen meldde zich een andere pretendent: koning Harald Hardrada, een verwant van Knut de Grote. De witan, de raad van de hoge Engelse adel, had direct na de dood van Eduard al zijn keuze bepaald en de Engelse kroon aangeboden aan Harold Godwinson, de man die toch al de feitelijke macht uitoefende in het land. Maar als we de Normandische bronnen mogen geloven, had deze Harold Godwinson in 1064 een eed van trouw gezworen aan de hertog van Normandië en beloofd diens aanspraak op de Engelse troon te steunen. Waar of niet – hertog Willem was niet bereid de troon zonder slag of stoot aan Harold te laten. KARIN FEUERSTEIN-PRASSER

Knut de Grote

Eduard de Belijder

Harold II Godwinson

Willem de Veroveraar

1016 — 1035

1042 — 1066

1066

1066 — 1087

heerste over een rijk dat zich van Engeland tot in Noorwegen uitstrekte

heilig verklaard om de vrome levenswandel van zijn nadagen; verwekte geen erfgenaam

werd direct na Eduards dood door de witan tot Engels koning uitgeroepen

versloeg Harold bij Hastings en liet zich in Westminster tot koning kronen G GESCHIEDENIS 3|2018

25

Vlamingen in Engeland en Wales

De zesde natie

Na de Slag bij Hastings op 14 oktober 1066 en zijn kroningsplechtigheid in Londen op 25 december 1066 begon Willem de Veroveraar met het consolideren van zijn nieuwe rijk en het vernietigen van alle weerstand. Normandische edelen waren de eersten die dankbaar gebruik maakten van de nieuwe mogelijkheden om land te verwerven. Maar ook de anderen die hadden meegevochten, werden niet vergeten, zoals de Vlamingen. Het kasteel en het stadje Haverfordwest. De schoorstenen zijn de beroemde brede Vlaamse schouwen. Schilderij van William Pitt. (Haverfordwest Town Museum)

26

G GESCHIEDENIS 3|2018

E

ngelse ballingen werden in Vlaanderen steeds gastvrij ontvangen, zowel voor als na 1066. In 1065 vluchtte de broer van de Engelse koning Harold Godwinson, graaf Tostig, na een opstand van zijn onderdanen in het graafschap Northumbria naar Vlaanderen. Als zwager van graaf Boudewijn V kreeg hij een verblijfplaats in Sint-Omaars toegewezen, dicht bij het grafelijk jachtslot van Clairmarais. Graaf Tostig zwoer trouw aan hertog Willem. In 1066 ronselde hij een leger, vertrok naar Engeland en

sloot zich aan bij invallende Vikingen. Op 25 september 1066 werden zij bij verrassing door het leger van koning Harold bij Stamford Bridge verslagen. In het nabije York vernam Harold dat Willem in de buurt van Hastings aan land was gegaan, waarna hij zich met zijn leger naar de nieuwe uitdager haastte. Officieel stelde de graaf van Vlaanderen zich neutraal op in de Engelse dynastieke woelingen. Graaf Boudewijn V was op dat ogenblik voogd van de minderjarige koning van Frankrijk, Filips I, leenheer van de hertog van Normandië.

ENGELANDS EIGEN WEG

Op dat moment kwam dat goed uit, het kon alleen een (in)directe meerwaarde betekenen voor de grafelijke dynastie op politiek en economisch vlak. Ondanks de neutraliteit van de graaf van Vlaanderen namen met zijn goedvinden honderden Vlaamse huurlingen en ridders deel aan de invasie van zowel graaf Tostig als van hertog Willem. Allen die met graaf Tostig meegegaan waren, sneuvelden. In de Slag bij Hastings stonden de Vlaamse troepen samen met Franse ridders en soldaten onder het bevel van graaf Eustache II van Boulogne, een vazal van de graaf van Vlaanderen. De overlevenden – of toch hun leiders - van Hastings en de daaropvolgende campagnes in Engeland werden door de nieuwe koning beloond voor hun militaire diensten en kregen domeinen toegewezen. Vlamingen namen ook dienst bij Normandische edelen die land hadden gekregen. Domesday Book

Kroniekschrijver Alfred van Beverly oordeelde in 1143 dat er, naast de Britten (de Welsh), Picten, Schotten, Normandiërs en Engelsen, zoveel Vlamingen in Engeland waren dat ze een zesde natie vormden. Uit het Domesday Book van 1086 kan ook gedeeltelijk de herkomst van de nieuwe adel gedistilleerd worden. Daarin staan vijftien leenmannen en veertien individuen die zeker van Vlaamse herkomst zijn. De belangrijkste waren Gilbert van Gent en Gerbrod van Oosterzele. Gilbert, zoon van de heer van Aalst, werd tot gouverneur van York benoemd en Gerbrod kreeg het graafschap en de stad Chester. Zijn broer Frederick werd nieuwe landeigenaar in Lincolnshire, maar sneuvelde omstreeks 1070 tijdens gevechten met de opstandelingen van Hereward. Hun zuster Gundrada trouwde met Willem van Warenne, een van de best bedeelde Normandische edelen na 1066, heer van Lewes en daarna eerste graaf van Surrey. De dynastieke banden die zo werden gesmeed zouden de volgende eeuwen nog van belang zijn voor de Engels-Vlaamse relaties. De meeste Vlaamse edelen kregen vooral gronden in de graafschappen Yorkshire, Lincoln en Somerset. Ook de Gentse Sint-Pietersabdij deed zijn voordeel met de nieuwe situatie en kreeg bijkomende eigendommen in Engeland. De meeste edelen die als ‘Vlaming’ gelabeld werden, waren vooral afkomstig uit Frans-Vlaanderen, uit de vazalgraafschappen Boulogne, Saint-Pol of Guines, zoals Walter van Douai en Ilbert van Carency uit Arras in Vlaams Artois. Omstreeks 1112 werden Vlaamse immigranten in het graafschap Yorkshire verplicht te verhuizen

naar Ross in Herefordshire. Gelegen aan de Wye vormde het een grensgebied met Wales, waar het geregeld woelig was. Onder de Vlamingen bevonden zich veel gewezen huursoldaten, een logische stap om hen in een gebied te laten wonen waar inwoners best ook met wapens overweg konden. Hundred of Roose

Normandische edelen trokken na enkele jaren ook het vruchtbare Zuid-Wales binnen. De aanloop die de Normandische baron Willem fitz Osbern tussen 1067 en 1071 nam werd in de volgende decennia gevolgd door andere baronnen. Om een degelijke bezetting mogelijk te maken, was het bouwen van mottes niet genoeg. Er moesten ook betrouwbaarder landbouwers en ambachtslieden aangevoerd worden. Versterkte nederzettingen met beperkte stadsrechten dienden nieuwe migranten aan te trekken. Vlamingen hadden al land gekregen in de Gower in Wales en koning Hendrik I besloot in 1107 om meer Vlamingen uit andere delen van Engeland naar Zuid-Wales over te brengen. In het zuiden van Pembrokeshire, bij de Cleddau rivieren, dienden ze zich te vestigen in Haverfordwest, de best doorwaadbare plaats. Strategisch gelegen en ideaal voor de ontwikkeling van een marktstadje. In 1111 en 1151 kregen ze versterking van andere Vlamingen. De Vlamingen introduceerden in het moerasgebied de schaapsteelt. Een ‘moedig en robuust volk’, dat het goed deed in handel en ambachten, maar geen goede maatjes was met de lokale bevolking, aldus de 13de-eeuwse kroniekschrijver Gerald van Wales. Het gebied stond administratief bekend als de Hundred of Roose, een verbastering van het Welshe Cantref of Rhos en als Engelse inplanting ook wel het Little England beyond Wales genoemd. Op de hoek van Wales was het strategische belang van deze nederzettingen voor de koning van Engeland groot. Het was een gebied waar in de 13de eeuw het Engels de toonaangevende taal was en niet het Welsh. De mengeling van Engels ‘op Vlaamse wijze’ leverde specifieke dialectwoorden op. De lokale inwoners vochten tegen de Normandische en de Vlaamse migranten, reden voor de Vlaming Wizo om in een moerasgebied in de buurt van Haverfordwest een versterkte motte en ommuurd neerhof - Wiston – te bouwen als beveiliging tegen Welshe oorlogsheren. In 1147 werd het stadje door Welshe troepen veroverd. Wie de gevechten had overleefd, assimileerde in de Engelse samenleving. Alleen een typische brede haardstructuur, bekend als Flemming, was tot begin 20ste eeuw in heel Pembrokeshire een stille getuige van de Vlaamse aanwezigheid.

De Vlaamse aanwezigheid in Engeland op basis van het Domesday Book, Oksanen.

De motte van de Vlaming Wiston. (Foto Gordon Hatton)

MEER WETEN?

Eljas Oksanen, Flanders and the Anglo-Norman World, 1066-1216. Cambridge, 2015 John Davies, The Making of Wales. Stroud, 1996

HARRY VAN ROYEN G GESCHIEDENIS 3|2018

27

AN EEM L FR HAE AGE S/M IC TY IM GET RON : LDB BEE

Domesday day Heer en knecht Onderdrukking, onteigening, achterstelling: de Angelsaksen zuchtten onder het Normandische juk. Toch was er in de taal wél toenadering tussen beide groepen. 28

G GESCHIEDENIS 3|2018

ENGELANDS EIGEN WEG

Hét boek voor boekhouders Het Domesday Book geeft nauwkeurig uitsluitsel over ieders vermogenssituatie, maar in demografisch opzicht is het minder betrouwbaar. Zie http://domesday.pase.ac.uk/

Book

W

illem de Veroveraar had zich in 1066 meester gemaakt van de Engelse kroon. Nu moest hij zijn macht bestendigen. Daarvoor besloot hij tot ingrijpende hervormingen. Hij haalde de bezem door het rechtsstelsel en de bezitsverhoudingen, verving zowel in de kerk als in het landsbestuur de oude elite door

een nieuwe. In het jaar 1086 voerde hij een landelijke inventarisatie door om vast te stellen hoeveel succes hij daar inmiddels mee had. De contemporaine ‘Angelsaksische Kroniek’ schrijft daarover: ‘Willem had een lange bespreking met zijn raadslieden en stuurde toen gevolmachtigden naar alle windstreken van Engeland […] Geen stukje land,

geen os, geen koe en geen varken bleef ongeregistreerd.’ Geen koe, geen varken bleef ongeregistreerd

De uitkomsten van dit onderzoek vormen de inhoud van het Domesday Book. Dat geeft een opsomming van al het koninklijke roerende en onroerende beG GESCHIEDENIS 3|2018

29

zit, maar ook van alle cijnzen die aan de kroon afgedragen moesten worden. De naam van het boek verwijst naar de Jongste Dag uit de Bijbel – ‘Domesday’ in het Middel-Engels. De indruk was namelijk ontstaan dat de in dit boek vastgelegde bezitsverhoudingen zouden gelden tot het einde der tijden. Al met al is het boek ook een treurig stemmende getuigenis van onderdrukking: het toont hoezeer de Normandische indringers de Angelsaksen bezit- en rechteloos hadden gemaakt. De nieuwe koning wilde Engeland niet slechts verwerven, hij wilde het naar Frans-Normandisch voorbeeld omvormen. Daarom stelde hij aan het hoofd van de maatschappij een nieuwe heersende klasse, die grotendeels uit Normandiërs bestond, naast Bretons en Vlamingen. Omdat aanzien nog altijd gelijkstond aan landbezit werden hiervoor zo’n vijfduizend Angelsaksische edelen onteigend. Een deel van hen ontvluchtte Engeland, anderen vervielen tot de boerenstand. In 1086, het jaar van de grote inspectie, was nog maar tien procent van de grond in handen van Angelsaksen. Daarnaast voerde Willem een nieuwe hiërarchie in die op dat landbezit gebaseerd was, het leenstelsel zoals dat in Normandië gold. Aan het hoofd daarvan stond de koning als opperste leenheer, die ’s land gehele grondgebied in eigendom had. Van ongeveer een vijfde daarvan was hij zelf de vruchtgebruiker, de overige gebieden gaf hij in ‘leen’ aan hoge Normandische 30

G GESCHIEDENIS 3|2018

Boeren

Toenemende onvrijheid De boeren leefden vooral van de graanteelt. Hun rechtspositie verslechterde door de Normandische verovering aanzienlijk.

edelen (baronnen). In ruil daarvoor zwoeren dezen trouw aan de koning en stelden hem een vastgesteld aantal ridders voor zijn leger ter beschikking. Het leeuwendeel van de grond ging naar een kleine groep verwanten en gunstelingen van de koning. Hoe scheef de bezitsverhoudingen daardoor werden, blijkt wel uit het feit dat in 1086 slechts tien mannen nagenoeg de helft van al het land bezaten. Het nieuwe rechtsstelsel kende slechts heersers en onderworpenen

De baronnen beheerden hun landgoederen meestal niet zelf. Die taak lieten ze over aan vertegenwoordigers van de lage adel (landlords), die een soort onderpachters waren. Het Domesday Book vermeldt zulke landerijen als manors. Zo’n manor had ongeveer de grootte van een dorp en was met akkerland en bos omgeven. In het midden ervan bevond zich een versterkt huis, de woning van de landlord. Het land werd bewerkt door de lage standen, meestal boe-

ren. Het aantal vrije boeren nam onder Normandisch bestuur duidelijk af – velen van hen vervielen tot lijfeigenen. Daarnaast bestond er nog de slavernij, een overblijfsel uit de vroege Angelsaksische tijd. Volgens het Domesday Book was in 1086 zo’n twaalf procent van de Engelse bevolking slaaf. Maar al gauw daarna werd de slavernij afgeschaft. Het nieuwe leenstelsel maakte deze categorie overbodig. Het kende namelijk maar twee soorten mensen: heersers (landeigenaren en – pachters) en onderworpenen (zij die het land bewerkten). Hierdoor kregen de lagere standen een steeds uniformere samenstelling – slecht voor de boeren, iets beter voor voormalige slaven. Willem breidde verder het ambtelijk apparaat sterk uit. Onder zijn heerschappij kreeg Engeland een kanselier, een schatbewaarder en een belastingdienst - stuk voor stuk instanties die de Angelsaksen niet kenden. Voortaan werd het vermogen van elke onderdaan nauwkeurig geregistreerd. Niemand kon zich meer aan het oog van de fiscus onttrekken. Zeer gevreesd waren de sheriffs, ambtenaren met bijzondere bevoegdheden, die de belasting inden en op lokaal niveau recht spraken. Zij maakten zich vaak schuldig aan willekeur en ambtsmisbruik om zich te verrijken. De Engelse bevolking zuchtte onder een steeds verder toenemende belastingdruk. Naast de vaste heffingen moesten er voor van alles en nog wat boetes of leges betaald worden. In het

BEELDBRON: AKG/BRITISH LIBRARY, AKG/SCIENCE PHOTO LIBRARY

Oogstende mannen, blad voor de maand augustus in een Angelsaksische kalender.

ENGELANDS EIGEN WEG Valkenjacht, de maand oktober in een Angelsaksische kalender, 11de eeuw.

Domesday Book lezen we bijvoorbeeld: wie bloed vergoten heeft, moet veertig shilling betalen. Ook als een huis door onachtzaamheid afbrandde, moest veertig shilling betaald worden. Een maagd die in het huwelijk trad, was tien shilling verschuldigd, een weduwe zelfs twintig. Al dat geld vloeide rechtstreeks in de koninklijke schatkist en vermeerderde diens privé-vermogen. Willem doet de belangrijkste bisschopszetel over aan een goede vriend

Adel

Statusverlies en emigratie De Angelsaksische adel verloor enorm aan invloed en aanzien. Veel edelen trokken naar Schotland, Ierland of Scandinavië.

Onder Lanfrank werd de Engelse De kerk ontwikkelde zich tot steunpilaar kerk ingrijpend hervormd. Ze kreeg van het Normandische bestuur. Willem een sterk hiërarchische structuur. had behoefte aan loyale bisschoppen Voortaan dienden alle geestelijken en abten, die bereid waren de nieuwe in het land de bevelen van koning of heersers bij de plaatselijke bevolking in aartsbisschop zonder tegenspraak op te een gunstig daglicht te stellen. Daarom volgen. In onbruik geraakte kerkelijke verving Willem de gehele kerkleiding. en liturgische bepalingen uit een ver De posten die Angelsaksen op hadden verleden werden afgestoft. Bovendien moeten geven, gingen bij voorkeur naar haalde Lanfrank de banden met de Normandiërs en andere geestelijken Heilige Stoel in Rome aan. En hij wist van het vasteland. De kroniekschrijver de paus er toe te bewegen Willems William of Malmesbury (ca. 1095-1143) heerschappij over Engeland als legitiem deed hierover zijn beklag: ‘Engeland is te erkennen, wat het prestige van de een vestigingsplaats voor vreemden ge- Normandiërs enorm vergrootte. De vele maatregelen die Willem worden en in het bezit van buitenlanders overgegaan. Op dit moment zijn er geen nam om zijn heerschappij blijvend te Engelse graven, bisschoppen of abten.’ vestigen, hadden succes. Toch bleef de De belangrijkste van alle geestelijken Engelse maatschappij tot op het bot was de aartsbisschop van Canterbury, verdeeld. De nieuw geschapen elite was Engelands hoogste kerkelijk autoriteit. in politiek opzicht bijzonder invloedrijk, Al in 1069 zette Willem de toenmalige, maar getalsmatig zeer klein. Tegen het Angelsaksische kerkvorst Stigand af. De einde van de 11de eeuw telde Engeland nieuwe man was een goede vriend en ongeveer twee miljoen inwoners. Niet vertrouweling: Lanfrank, abt van het meer dan een schamele 50.000 daarvan waren Normandiërs. klooster Le Bex in Normandië.

Verder mag niet vergeten worden dat de taal bij dat alles een voorname rol speelde. De Normandiërs gebruikten het Frans als voertaal, de Angelsaksische bevolking het Oud-Engels. Het Latijn won echter steeds meer terrein als kanselarij-, schrijf- en geleerdentaal. Geleidelijk namen de taalbarrières echter af. Veel Normandiërs leerden Engels om zich in het dagelijks leven met hun onderdanen te kunnen verstaan. Het toenemend aantal huwelijken tussen beide bevolkingsgroepen versterkte deze tendens. In hun preken moesten de Normandische geestelijken het Engels gebruiken, wilden ze met hun boodschap het brede volk bereiken. Tegelijk nam het Engels steeds meer Franse elementen over, naarmate de Normandische elite zich meer van de volkstaal bediende. Dat verfransen ging deels met opzet, om de eigen gebrekkige taalbeheersing te maskeren, deels onbewust, omdat men nu eenmaal verknocht was aan bepaalde vaste uitdrukkingen. Het gevolg was dat er tussen 1066 en 1400 zo’n tienduizend Franse woorden ingang vonden in het Oud-Engels. Opmerkelijk is dat ongeveer driekwart daarvan nog altijd gebruikt wordt in het moderne Engels. De Normandische verovering heeft dus een krachtig stempel gedrukt op de taal van het eiland. DANIEL CARLO PANGERL

MEER WETEN?

David Roffe, Domesday; The Inquest and the Book. Oxford, 2000 G GESCHIEDENIS 3|2018

31

Engelands mooiste kloosters

Normandische nalatenschap

Durham Cathedral, Durham (Noordoost-Engeland) Teken van Normandische wil tot machtsbehoud. 32

G GESCHIEDENIS 3|2018

BEELDBRON: MAURITIUS IMAGES/LOOP IMAGES/QUENTIN BARGATE, MAURITIUS IMAGES/STUART BOULTON/ALAMY, ULLSTEIN/IMAGEBROKER/MICHAEL WEBER

De Normandiërs toonden dat ze gekomen waren om te blijven en bouwden her en der kathedralen. Die zijn ‘half kerk, half bolwerk’ en imposante vertegenwoordigers van de romaanse bouwkunst.

ENGELANDS EIGEN WEG

D Kirkstall Abbey, Leeds Een geliefd ‘Normandisch’ motief voor kunstenaars.

e middeleeuwse kathedralen vormen een van de fraaiste hoofdstukken uit de Engelse kunstgeschiedenis. Imposante, trotse bouwwerken, geheel vrijstaand op een groen gazon, omgeven door fraaie bestuursgebouwen van het bisdom en woonhuizen van de hoge clerus. Romaanse kerken onderscheiden zich door hun forse westgevel met uitbouw en massieve torens, dikke muren van natuursteen, zeer lange middenschepen, ronde bogen, terwijl de zuilen kussenvormige kapitelen dragen met geometrische vormen zoals driehoek, zigzag en ruit. Hoewel de geestelijke William Gunn al in 1819 van ‘romanesque architecture’ sprak, is het begrip in Engeland geen gemeengoed geworden. Daar spreekt men bij de bouwkunst van de 11de en 12de eeuw nog altijd van ‘Norman Architecture’ of ‘Norman Style’. De aanduiding is overgenomen uit het standaardwerk An Attempt to discriminate the Styles of English Architecture (1817) van architect Thomas Rickman. Karl Friedrich Schinkel hanteerde hetzelfde begrip toen hij in 1826 de voormalige cisterciënzerabdij Kirkstall Abbey bij Leeds bezocht. De grote Pruisische bouwmeester noteerde bij die gelegenheid in zijn dagboek: ‘prachtige ruïne van Cirkstell Abaye, Normandisch-Saksische stijl, allerfraaist overgroeid met oude linden en klimop’. Late overname van de romaanse stijl

Ely Cathedral, Cambridgeshire Verheft zich nog altijd fier boven drassig laagland.

Het begin van de romaanse kunst in Engeland laat zich niet precies traceren. In de woelige eerste decennia van het nieuwe millennium, met Aethelred II (978 – 1013) op de troon, verrezen merendeels kerken die toch vooral late uitingen van de sobere Angelsaksische bouwstijl waren. Door troebelen als de inval van de Denen in 1013 en de daaruit voortkomende schaarste had het eiland ook moeilijk aansluiting kunnen vinden bij de vroeg-romaanse kunst, die op het vasteland omstreeks het jaar 1000 ontstond. Koning Eduard de Belijder (1042 – 1066), die als banneling in Normandië opgroeide en dus vertrouwd was met de West-Franse bouwkunst, ontketende echter een bouwhausse. En hij bracht niet alleen bouwvormen van het vasteland mee, maar ook bisschoppen. In 1050 schreef bisschop Herman van Ramsbury aan de paus dat in Engeland van dag tot dag meer kerken verrezen en dat op plaatsen waar er daarvoor nooit een gestaan had. G GESCHIEDENIS 3|2018

33

Vanaf ongeveer 1045 maakten de kleine, Angelsaksische bouwwerken plaats voor grote, meerschepige kerken met rondbogen en torens. Ondanks het slechte bronnenmateriaal en de vele ongedateerde bouwwerken is een continentale, vroeg-romaanse invloed wel aanwijsbaar. Abt Wulfric bouwde na zijn bezoek aan Reims (1049) in Canterbury een achthoekige kooromgang tussen de oude Petrus-en-Pauluskerk en de Mariakerk, die begin vorige eeuw werd blootgelegd. De omgang lijkt een navolging van de St. Bénigne in Dijon of de abdijkerk van Ottmarsheim (Elzas). Het eerste echt romaanse bouwwerk van grote omvang stamt van Eduard de Belijder. Die liet tussen 1045 en 1050 de in de jaren 730-740 gestichte Westminster Abbey slopen voor een heus mammoetproject. Dankzij een beschrijving van een tijdgenoot, de afbeelding op het tapijt van Bayeux en opgravingen kon de plattegrond ervan achterhaald worden: een langschip van maar liefst twaalf traveeën achter een westgevel met twee torens. De planning van het project zal in handen zijn geweest van de man die koning Eduard in 1044 naar Londen had laten komen: abt Robert Champart, een ambitieuze geestelijke die in het Normandische Jumièges de gangmaker was bij de bouw van een reusachtig klooster (de overblijfselen ervan vormen tegenwoordig een van Frankrijks meest indrukwekkende kerkruïnes). Normandië als voorbeeld

Na de verovering kwam de romaanse stijl tot volle wasdom in Engeland. Willem en de zijnen was het om continuïteit te doen. Tot ver in de 12de eeuw bleven de kloosters en kathedralen van Normandië hét voorbeeld. Ze hielden zich daarbij aan het advies van de benedictijner monnik Goscelin de St. Bertin, die in 1058 naar Engeland gekomen was: ‘Wie iets beters wil bouwen, moet eerst slopen.’ Maar dan kon er ook iets verrijzen dat ‘groots, weelderig, zeer langgerekt, zeer ruim, vol licht en bovendien zeer mooi’ was. Het eerste sacrale bouwwerk dat koning Willem in opdracht gaf, was Battle Abbey in Oost-Sussex: op de plaats van zijn victorie stichtte Willem al kort na 1066 een benedictijnenklooster, waarvan de kerk echter de Reformatie niet overleefde. Gelukkig is de plattegrond ervan bekend. De kerk had een groot driebeukig schip van zeventig meter, een transept en had waarschijnlijk als eerste in Engeland een kooromgang met kapellen. 34

G GESCHIEDENIS 3|2018

‘Half kerk zijn jullie en half bolwerk’ Sir Walter Scott over de kathedraal van Durham in ‘Harold the Dauntless’ (1817).

Lange, smalle en hoge middenschepen als in de kathedraal van Ely zijn typische kenmerken.

ENGELANDS EIGEN WEG

Het meest sprekende en grotendeels bewaard gebleven voorbeeld van monumentale Normandische bouwkunst in Engeland is te bewonderen in St. Albans, zo’n dertig kilometer ten noorden van Londen: een abdijkerk van tien traveeën met een ver uitstekend transept, die een archaïsche en massieve indruk maakt. Weerbaar en monumentaal Overgang naar de gotiek Het ornament verzelfstandigt zich (kathedraal van Ely).

De eerste abdij die Willem liet bouwen.

St Albans, Hertfordshire De potigste van de bewaard gebleven kerken.

BEELDBRON: AKG/A. F. KERSTING, INTERFOTO/DANITA DELIMONT/NIK WHEELER/DANITADELIMONT.COM, INTERFOTO/THE TRAVEL LIBRARY/MIKE KIPLING, PICTURE ALLIANCE/BILDARCHIV MONHEIM, PICTURE ALLIANCE/PRISMA

Battle Abbey, East Sussex

Ook in Ely, een kleine bisschopsstad niet ver van Cambridge, lieten de Normandiërs een monument van formaat achter. In de omliggende moerassen had koning Willem met steun van de monniken een van de laatste Angelsaksische verzetshaarden bedwongen. In 1083 werd de eerste steen voor de kathedraal gelegd, die met zijn torens en tinnen (pinakels) nog altijd tot ver in het omringende laagland te zien is. Het middenschip is vijftien meter breed, meer dan twee keer zo hoog en meer dan vijf keer zo lang – oneindig lang, zeer smal en uitzonderlijk hoog. Waarlijk een topprestatie, om op zo’n zachte ondergrond iets van deze grootte te laten verrijzen. Aan het kerkinterieur valt de overgang van de Normandische romaanse kunst naar de vroege Engelse gotiek goed af te lezen. De aanpalende Mariakapel, waar vanaf 1322 aan gebouwd werd, is de grootste van Engeland en een gotisch meesterwerk. Ook de kathedraal van Durham, verrezen tussen 1093 en 1133, behoort tot het mooiste dat de Normandische kerkbouw heeft voortgebracht. Hij staat symbool voor de nauwe band tussen kerk en staat die de nieuwkomers schiepen om zich staande te houden, hier aan de noordoostgrens, die tegen ongezeglijke Schotten verdedigd moest worden. De kerk oogt dus weerbaar, maar herbergt tevens de kostbaarste relikwie van het eiland, het gebeente van de Heilige Cuthbert. Ruit- en zizagbanden sieren de machtige ronde pijlers van het monumentale bouwwerk. De Schotse dichter Sir Walter Scott was er vol lof over. Hij uitte die in bewoordingen die voor álle grote romaanse kerken in Engeland kunnen gelden: ‘Jullie grijze torens van Durham, wat houd ik van jullie bonkige kracht. Half kerk zijn jullie en half bolwerk.’ UTE STRIMMER

MEER WETEN?

Lucy Archer, Architecture in Britain and Ireland. Saxon, Norman and Medieval - 600-1500. Vintage 1999 David Pepin, Cathedrals of Britain. Shire 2016 (e-book: Bloomsbury 2016) G GESCHIEDENIS 3|2018

35

Het romantische beeld van de kersverse koningin Mathilde, bordurend aan het Tapijt van Bayeux. Tekening van A. Heuns in 's Lands Glorie, een eerbetoon aan beroemde Belgen.

Hertogin van Normandië, koningin van Engeland

Mathilde van Vlaanderen Maud, Matilda of Mathilde van Vlaanderen. Drie namen die naar dezelfde Vlaamse prinses kunnen verwijzen. Als enige dochter van de graaf van Vlaanderen was ze een gewilde bruid, waarmee uiteindelijk Willem de Bastaard, hertog van Normandië, aan de haal ging.

M

Gelijkend op Victoria: koningin Mathilde in Agnes Strickland, Queens of England (1882). 36

G GESCHIEDENIS 3|2018

athilde is iets na 1031 geboren. Haar ouders, graaf Boudewijn V en prinses Adela, dochter van de Franse koning, waren in 1028 gehuwd, maar hun huwelijk werd pas in 1031 geconsumeerd. Mathilde had nog twee broers, Boudewijn en Robrecht (de Fries). Familiaal was ze verwant met de Engelse en Franse koningshuizen en met de hertog van Bourgondië. Het was dus een gezochte bruid, zowel voor haar stamboom als

voor het feit dat ze als adellijke echtgenote een band met het economisch steeds sterker wordende graafschap Vlaanderen zou beklinken. De relatie tussen graaf Boudewijn IV en hertog Richard van Normandië was goed. Toen Boudewijn (V) na zijn huwelijk in opstand kwam tegen zijn vader, vluchtte graaf Boudewijn (IV) naar de hertog van Normandië die hem een legermacht in bruikleen gaf om de orde te herstellen. Zoonlief onderwierp zich terug aan het

ENGELANDS EIGEN WEG

ouderlijk gezag en kon bij de dood van zijn vader in 1035 het bewind overnemen. Het huwelijk tussen Mathilde en Willem werd allicht in 1050 gesloten en versterkte de banden tussen Vlaanderen en Normandië. Voor graaf Boudewijn was het een verzekeringspolis mocht zijn geopolitiek gekibbel met de Duitse keizer Hendrik III verkeerd uitdraaien. De echtelieden begonnen hun huwelijksceremonie in het Normandische grenskasteel van Eu. De hertog nam zijn echtgenote mee op een tournee door Normandië. Geslagen en door de modder gesleurd

Brihtric Mau, heer van Tewkesbury, ambassadeur van koning Eduard de Belijder bij de graaf van Vlaanderen en genealogisch verwant met het oude koningshuis van Wessex, was haar eerste eigen keuze geweest. Hertog Willem was nadien in de ogen van haar ouders een goede partij. Volgens de abdijkroniek van Tours had ze eerst Willem afgewezen om hem pas als echtgenoot te verkiezen nadat hij haar voor de grafelijke kapel in Brugge had geslagen en door de modder had gesleurd. Nadat de graaf van Vlaanderen de Normandische hertog de oorlog verklaarde voor deze brutale daad, verkoos ze de durfal die haar en het grafelijk prestige had aangevallen. Het huwelijk werd in 1049 betwist door paus Benedictus X, allicht op aanstoken van de Duitse keizer, omdat beiden te nauw verwant waren. Twee eeuwen na het huwelijk haalde de anti-Normandische kroniek van Tours de huwelijksperikelen aan, blijkbaar vooral om het karakter van Mathilde te onderstrepen. Die dualiteit tussen goede echtgenote en een vrouw met een eigen wil die er niet voor terugschrok om tegen de wil van haar echtgenoot – die bekend stond voor zijn onverzettelijkheid en wreedheid

Caen, zicht op de Abbaye aux Dames in 1702, grafkerk van koningin Mathilde.

- en andere mannen in te gaan diende in een moraliserend verhaal gegoten en verklaard te worden. Geruchten werden er door tegenstanders in ieder geval genoeg verspreid, zowel over Mathilde als Willem. Paus Nicolaas II verklaarde in 1059 retroactief de eerdere pauselijke ban uit 1049 van hun huwelijk opgeheven. Als boetedoening dienden ze een abdij op te richten, waar de monniken en monialen voor hun zielenheil konden bidden. In Caen bouwden de hertog en de hertogin elk een afzonderlijke abdij, in plaats van een dubbelklooster voor vrouwen en mannen samen. Een belangrijke rem op de groei van de hertogelijke dynastie was opgeruimd. Koninginnengeld

Op 18 juni 1066 werd de abdij La Sainte Trinité plechtig ingezegend in aanwezigheid van de hertogelijke familie, de belangrijkste clerici en edelen. Om de

goddelijke zegen af te smeken over de Engelse campagne, werd op die dag hun dochter Cecilia als novice in deze abdij geplaatst. Vele Normandische edelen volgden het voorbeeld en schonken een dochter, zuster of hun moeder als non aan de abdij, samen met talrijke landerijen. Mathilde werd als hertogin van Normandië niet alleen moeder van negen kinderen, maar als regent ook belast met het opvolgen van alle beleidszaken wanneer haar echtgenoot afwezig was, zoals tijdens de invasie en de verovering van Engeland. Ze was de eerste echtgenote van een koning van Engeland die ook effectief als koningin constitutioneel gekroond én gezalfd werd. Dit gebeurde in mei 1068 in de abdijkerk van Westminster, het toenmalig bestuurscentrum van Engeland. Haar bloedband met de roemruchte Engelse koning Alfred de Grote maakte haar kroning niet alleen een erezaak voor de Vlaamse G GESCHIEDENIS 3|2018

37

Links: Titelpagina van de bezoekersgids van het Tapijt van Bayeux uit 1935. Rechts: Toeristische postkaart van het graf van koningin Mathilde te Caen voor de renovatie in de jaren 1950.

grafelijke familie maar nog meer voor hertog Willem, die hiermee als koning een deel van de Angelsaksische kritiek kon weerleggen en de legitimiteit van zijn dynastie als nieuw Engels koningshuis versterkte. Niet alleen oude bloedbanden waren interessant, ook haar kennis van de Engelse mores was belangrijk. De familiale relaties tussen de graven van Vlaanderen en de Engelse koninklijke familie hadden daar zeker voor gezorgd. Als regentes in Normandië en koningin tekende ze veel charters. Ze was voor die periode intellectueel goed gevormd, naast de gewone hoogadellijke activiteiten die werden aangeleerd als borduren of musiceren, en hoe een prinselijk huishouden en domein te besturen. 'Ze was de mooiste vrouw van haar tijd, vooral door haar hoge geboorte', aldus aartsdeken en kroniekschrijver Fulcois van Beauvais. En ook een van de rijkste, want als koningin van Engeland had ze omvangrijke eigendommen en tienden gekregen, evenals het recht op een tiende van elke koninklijke boete, het Koninginnengeld. Een koppig kind

Normandië bleef het politieke centrum, ook na de verovering van Engeland, waar het nog enkele decennia onrustig zou blijven. Mathilde was meestal te vinden in een van de hertogelijke paleizen in Caen, Rouen, Falaise, Bayeux, Bonneville-surTouques of Fécamp. Maar niet 38

G GESCHIEDENIS 3|2018

alleen in staatszaken was ze belangrijk. Ook in het regelen van familiale problemen hield ze het been stijf, ook tegenover haar echtgenoot. De oudere Willem kreeg het aan de stok met zijn eigen opvolger, die reeds in 1063 aangeduid was. De oudste zoon, Robert Curthose, klein van gestalte zoals zijn moeder maar even koppig als zijn beide ouders, botste frontaal met zijn broers in 1079. Deze familieruzie leidde tot een militair conflict waarbij vader Willem zijn twee jongste zoons volgde. Mathilde steunde evenwel onvoorwaardelijk haar oudste zoon, zelfs met geld, tegen de wil van haar echtgenoot in. Uiteindelijk kon ze in 1080 de familiale vrede herstellen.

Queen Mathilde. (National Portrait Gallery Londen)

Het tapijt herontdekt

Eind jaren 1720 werd het door de benedictijnenmonnik Bernard de Montfaucon als wonderbaarlijk erfgoed herontdekte tapijt van Bayeux toegeschreven aan de vaardige handen van de hertogin van Normandië en haar eredames. Een blijk van liefdevolle waardering voor het politieke en militaire doorzettingsvermogen van haar echtgenoot, de Normandische en Vlaamse edelen en soldaten die in de buurt van Hasting de Europese geschiedenis een nieuwe wending gaven. Die veronderstelling viel goed en resulteerde in een nieuwe iconografie die paste in de 19de-eeuwse tijdsgeest. Het wandtapijt verheerlijkt de invasie en is dus zeker belangrijk

MEER WETEN?

Tracy Borman, Matilda. Queen of the Conqueror. London, 2011

geweest voor de overgang van een hertogelijke naar een koninklijke status van Willem, die van Bastaard het epitheton ‘de Veroveraar’ kreeg. Wel spijtig dat inmiddels duidelijk is dat het wandtapijt niet door koningin Mathilde werd gemaakt, maar in opdracht van bisschop Odo van Bayeux. De halfbroer van de nieuwe koning wilde daarmee zijn eigen rol in de hele onderneming onderstrepen, van de planning over de veldslag tot de reorganisatie van het koninkrijk. Het werd ook niet in Bayeux gemaakt, maar in Canterbury. Niet alleen als volleerd tapijtborduurster werd de Engelse koningin in beeld gebracht. Mathilde was met 1,52 meter klein van gestalte, zeker voor 19de- en 20ste-eeuwse normen. De reconstructieve afbeeldingen die in de 19de eeuw van de middeleeuwse koningin gemaakt werden, toonden haar als kleine vrouw met gelaatstrekken waarin die van een andere kleine koningin van dat moment weerspiegelden: Victoria. Mathilde overleed in 1083 en werd begraven in haar abdij La Sainte Trinité te Caen, de Abbaye aux Dames. Haar echtgenoot Willem stierf in 1087 en werd eveneens begraven in zijn abdij St. Etienne in Caen, de Abbaye aux Hommes. Als hertogin en koningin heeft Mathilde een leven geleid dat duidelijk van grote geestelijke kracht getuigde. Een grote dame, klein van gestalte. HARRY VAN ROYEN

ENGELANDS EIGEN WEG

In de verering van Eduard de Belijder vonden Angelsaksen en Normandiërs elkaar; gebrandschilderd raam in de kathedraal van Canterbury.

Sinds wanneer zijn er Engelsen?

G GESCHIEDENIS 3|2018

BEELDBRON: BRIDGEMAN/SONIA HALLIDAY

Geboorte van een natie 39

Het Engeland van na 1066 was een verscheurd land: heren en knechten, Normandiërs en Angelsaksen, twee groepen met een eigen taal. Hoe kon in zo’n bodem de natiegedachte wortel schieten?

H

oe had God toe kunnen staan dat Willem nu heerste over Engeland? Voor de meeste Normandische chroniqueurs was dat geen vraag maar een weet: het was de straf van God voor de doodzonden van de Angelsaksen – voor hun zwelgen en brassen, hun goddeloosheid. De verliezers vonden minder snel een antwoord op wat zij zagen als een hemeltergend onrecht. De eigen adel was van alle macht beroofd en ook onder bisschoppen en abten was geen Angelsakser meer te vinden. De Angelsaksische monnik Eadmer verzuchtte: ‘Het zijn waarlijk slechte tijden’. Voor Normandiërs en Angelsaksen gold aanvankelijk niet hetzelfde recht. Werd er iemand van de eerste bevolkingsgroep vermoord en kon de dader niet gevonden worden, dan beboette het betreffende rechtsgebied de euveldaad met een collectieve straf van veertig mark (twintig pond) zilver. Een dode Angelsakser was in zo’n geval niets waard. Deze bepaling gold nog tot 1340, maar aan het eind van de 12de eeuw was het onderscheid tussen beide bevolkingsgroepen al niet meer zo eenvoudig te maken, zoals de koninklijke schatbewaarder Richard FitzNeal vaststelde: ‘De Angelsaksen en Normandiërs wonen in elkaars omgeving en trouwen onderling. Beide volkeren zijn zo vermengd geraakt, dat niet met zekerheid valt te zeggen wie nu Angelsakser is en wie Normandiër.’ Angelsaksen en Normandiërs worden Engelsen

Het idee dat de inwoners van Engeland één gemeenschap vormen resulteert in de 13de eeuw in een onmiskenbaar ‘wij-gevoel’: ‘Angelsaksen en Normandiers zijn nu één volk’, schreef de augustijn Pierre Langtoft. Ook andere kroniek40

G GESCHIEDENIS 3|2018

schrijvers maakten nu geen onderscheid meer. Één ding stond dit ontluikende nationale bewustzijn echter in de weg. Er was een taalprobleem. Sinds de Normandische verovering was de taal van de culturele elite Frans, terwijl in de volkstaal als tevoren de Angelsaksische dialecten overheersten. Pas in de 14de eeuw verdrong het Engels ook in adellijke kringen het Frans. Engeland werd in taalkundig opzicht dus met enige vertraging een natie. De emancipatie van het Engels als literatuurtaal begon ook in die periode en is onlosmakelijk verbonden met de persoon van Chaucer (ca. 1343-1400). Al tijdens zijn leven werd de schrijver van de Canterbury Tales geëerd als de man die de ruwe omgangstaal plooibaar en welluidend had weten te maken, als ‘de Engelse Petrarca’. Lang voor Engeland een natie met een eigen taal geworden was, stelden de makers van vroege land- en volkenkundige compendia zich de vraag waarin mensen hun eigen land onderscheidden van dat van buurvolkeren. Voor de meesten van deze geleerden waren de Schotten pure barbaren, die in hun wildheid een permanente bedreiging voor Engeland vormden en daarom ‘getemd’ dienden te worden. Even negatief oordeelden ze over de Welshmen, die echter soms wat meer beschaving aan de dag legden, vooral als ze met Engelsen samenleefden. Vol bewondering zijn veel van deze schrijvers daarentegen over het verstand en de goede manieren van de Fransen en een vergelijking die zij vaak maken is die tussen Parijs en het Athene uit de Oudheid. Bij alle bewondering wordt de Fransen wel een zekere neiging tot verweking toegedicht. En natuurlijk bewandelen de Engelsen zelf dan de gulden middenweg tussen verwildering en decadentie … Een chauvinistisch cliché

dat tot in de Nieuwe Tijd het denken over Engeland zal beheersen. Maar een nationaal bewustzijn uitte zich in de Middeleeuwen niet alleen in de notie van gezamenlijke afstamming en taal, of in consensus over andere volken. Ook de overtuiging een gemeenschappelijke geschiedenis te hebben speelde daarbij een grote rol. Wat wij tegenwoordig als mythen of legenden bestempelen, verklaarde in het tijdperk voorafgaand aan de Verlichting het ontstaan van de volken en hun rol in het goddelijke heilsplan. Vandaar dat veel kroniekschrijvers de geschiedenis van hun vaderland laten beginnen met een legendarische gebeurtenis in het oostelijke Middellandse-Zeegebied – de val van Troje. Terwijl in Engeland de burgeroorlog tussen koning Stefan en keizerin Mathilde woedde, schreef de monnik Geoffrey van Monmouth zijn Historia Regum Britanniae (Geschiedenis van de koningen van Brittannië). Daar lezen we hoe de Trojaanse held Brutus na de val van zijn stad met een aantal getrouwen naar Engeland komt. Hier zou hij de stad Londen gesticht en haar de naam ‘Nova Troja’ gegeven hebben. De ware held van de kroniek is echter Arthur. Bij Geoffrey heerst die over een rijk dat zich van Noorwegen tot in Frankrijk uitstrekt en elf koninkrijken omvat die Arthur trouw gezworen hebben. De Historia culmineert in een epische beschrijving van een veldslag waarin Arthur de keizer van Rome verslaat. Het eminente belang dat men indertijd aan het boek hechtte, blijkt wel uit het feit dat er nog in 12de eeuw een Franse vertaling kwam, naast een bewerking in de Engelse volkstaal (onder de titel Brut). Hoe verschillend het boek in het Latijn, Frans en Engels ook is, de drie versies hebben gemeen dat ze Engelands geschiedenis gelijkstellen aan

ENGELANDS EIGEN WEG

die van Rome en Arthur als imperator presenteren. Engeland beschikte nu over een stichtingsmythe die een staatkundig profiel bood waarin alle onderdanen zich konden herkennen. Maar niet alleen fictieve heldendaden, ook heiligenlevens bewezen hun nut voor de middeleeuwse nation building. Vooral de verering van Eduard de Belijder verenigde de Engelsen. In 1138 schreef Osbert, prior van Westminster Abbey, een vita van deze koning die bedoeld was om diens heiligverklaring in de hand te werken. Het is geen toeval dat het boek verscheen in het jaar van de strijd om de troonopvolging tussen Mathilde en koning Stefan. Osbert was een partijganger van keizerin Mathilde, die van moederskant met Eduard de Belijder verwant was. Als haar zoon in 1154 tot koning Hendrik II van Engeland gekroond wordt, begroet een aantal kroniekschrijvers dat als het moment

van verzoening tussen Angelsaksen en Normandiërs. De nieuwe koning pleitte bij de curie voor de heiligverklaring van Eduard. Uiteindelijk hadden Hendriks niet geringe inspanningen succes, want in 1161 werd zijn vrome voorganger die de Engelsen in hun hart gesloten hadden heilig verklaard door paus Alexander III. Nationale symboolfiguren: koning Arthur en Eduard de Belijder

Rond 1245 gaat een anonieme dichter in een levenbeschrijving van Eduard zover de kroning van Hendrik II tot het geboorte-uur van de nationale eenheid te verklaren: ‘Nu is het koninklijke bloed van de Angelsaksen en Normandiërs een geworden.’ Het boek verbindt de biografie van de Belijder met andere eilandtradities en wijst op de grote verdiensten van Eduards koninklijke voorouders uit het huis Wessex, zoals Edgar

en Alfred de Grote. En het vergelijkt de heilige koning met een andere prominente Engelse held: Arthur. Het doet alsof zich nooit enige breuk in de Engelse geschiedenis heeft voorgedaan en presenteert die als een continue, stabiele koninklijke heerschappij, te beginnen bij Brutus en Arthur, dan overgaand op de Angelsaksische koning en ten slotte eindigende bij de Plantagenets. Tegen het midden van de 13de eeuw waren de Angelsaksen en Normandiërs Engelsen geworden. Het geletterde deel van de samenleving had een nationale identiteit gevonden door zich kopstukken uit het verleden van kerk en staat ten voorbeeld te stellen. KLAUS HILLINGMEIER

MEER WETEN?

Elaine Treharne, Living through conquest. The Politics of Early English, 1020-1220. Oxford University Press 2012 G GESCHIEDENIS 3|2018

41

BEELDBRON: AKG, BRIDGEMAN/TALLANDIER

De Britse koning Arthur verslaat de keizer van Rome, miniatuur uit de 14de eeuw.

45,7 tot 53,6 centimeter bedraagt de breedte van het tapijt van Bayeux

68,38 Meter

lang is het tapijt – dat is ongeveer even lang als Westminster Abbey hoog is

Heet van de naald

Het tapijt van Bayeux

Over een lengte van krap zeventig meter vertelt het tapijt van Bayeux het verhaal van de Slag bij Hastings. Het fascineert niet alleen door zijn schoonheid, maar ook door zijn geheimzinnige herkomst.

42

G GESCHIEDENIS 3|2018

350 kilo

iets meer dan een piano, wegen alle linnenstroken samen

D

e Slag bij Hastings heeft plaats nodig – en krijgt die ook. Op negen aan elkaar genaaide, goudgele linnen banen spelen wollen garens hun spel en wekken geschiedenis tot leven. En zo staan ze ons als toen voor ogen, de schepen die het Kanaal oversteken, de koningen in hun stervensuur, de pijl die in het strijdgewoel zijn dodelijke weg vindt naar dat ene stukje huid tussen pantserhemd en helm. Dit geborduurde epos is een van de absolute topstukken van middeleeuwse kunst en het verkeert in excellente staat, terwijl het al in 1070 gemaakt werd, een paar jaar na de beroemde slag. Alleen hoe het verhaal afloopt, vertelt het tapijt niet. We zien de Engelsen op de vlucht slaan en dan breekt de film. Was daar niet nog de kroning van Willem in de kathedraal van Westminster? Als pendant van Eduard op de troon, met wie het tapijt de draad oppakt? Hoeveel meter waren er ooit? Nooit meer dan deze zeventig, of was er nog een bijna

ENGELANDS EIGEN WEG

623 mensen

passeren de revue, verder nog 202 paarden, 49 bomen, 41 schepen en 27 gebouwen

10 verschillende kleuren vervullen geschiedenis met leven

gescheiden zijn. Onstuitbaar gaat het op de ontknoping en het slagveld af.

BEELDBRON: S. MAURICE/BAYEUX MUSEUM

Niet binnen de lijntjes geborduurd scheepsmasten en lijken

Op touw gezet wordt de geschiedenis met de ontmoeting tussen koning Eduard en Harold Godwinson, waarna Harold zijn reis naar Frankrijk onderneemt. De figuren zijn smal, de koppen klein, de lange lichamen voortdurend in beweging. We zien nu hoe Willem Harold als dank voor de bijstand in de strijd tegen de graaf van Bretagne tot zijn vazal maakt. Dan een cut en Engeland: Eduard overlijdt, Harold claimt de troon. Willem breekt op. Dan zoomen de makers in op de oversteek, verwijlen bij de pracht van de zeilen, de uitmonstering van de opvarenden. Hetzelfde nogmaals bij de veldslag: als het gerucht gaat dat Willem dood is, zien we die z’n helm achterover schuiven om zijn mannen te tonen dat hun koning nog springlevend is. Veilig achter glas: het tapijt in het Bayeux Museum. Onder en boven de scènes is een strook met versieringen aangebracht. Er zijn onder meer fabeldieren te zien, even lang stuk dat latere veroveringen Engels kunstwerk dus? Nee, Frans, zo die soms naar parabels verwijzen. van Willem uitbeeldde? Het blijft gissen beweren andere deskundigen. Wat de In de bovenrand verschijnt ook de twijfels in stand houdt, is het feit dat komeet van Halley, die in april-mei voor de kunsthistorici. het werk geen Normandische pro- 1066 aan de hemel stond – een veeg Whamm! Toing! Een strip van paganda is. Zo zien we hoe Harold teken voor Harold? Hier en daar lopen zeventig meter lang Normandische ruiters bevrijdt uit het scheepsmasten of de lichamen van Een ander raadsel is dat van de op- drijfzand bij Mont-Saint-Michel, of hoe gevallenen vanuit het voorstellingsvlak drachtgever én van de uitvoerenden. de Normandiërs wreedheden begaan in door in de sierranden – verrassend en Als we daarvoor het tapijt onder de loep Engeland (een brandend huis, waaruit dynamisch. Onaangenaam wordt dat nemen, dient gelijk gezegd dat dit geen een vrouw met kind vlucht). Over het oog alleen getroffen door de belettering, tapijt in strikte zin is: de voorstelling is algemeen stellen de makers van het ta- die zich vreemd tussen de figuren wringt. Dat suggereert dat de Latijnse niet geweven, maar in borduursel aan- pijt zich neutraal op. Wie de ongemene uitstraling van het tekst door andere handen aangebracht gebracht op een ondergrond van linnen. Het ‘tapijt’ (wandkleed) wordt voor het bijna zeventig meter lange beeldverhaal is – ná de hoofdhandeling en vóór de eerst in 1476 genoemd, in een inventa- wil ervaren, moet naar het Bayeux ornamentiek onder en boven. Merkbaar is in elk geval dat de ris van de kathedraal van Bayeux. Lang Museum in Normandië. Daar hangt het werd gedacht dat Mathilde, Willems achter glas en vertelt – nu eens vol vaart wreedheden van de Slag bij Hastings de gemalin, de opdrachtgeefster was, maar en opwinding, dan weer onderhoudend makers of maaksters nog levendig voor daarvoor is op het werk zelf geen en- of met een zekere droefenis. Maar ogen stonden. JANINA LINGENBERG kel aanknopingspunt te vinden. Odo nergens stokt de beweging en in het van Bayeux dan, de man die direct ga- heetst van de strijd verwacht je zelfs ren spon bij de overwinning van zijn een striptekenaar met koeienletters halfbroer? Als kersverse graaf van Kent whamm! bhoff! toing! te zien schrijven. MUSEUMSTIP beschikte hij over prima connecties Van links naar rechts stuwt de stroom Zin om zelf oog in oog te staan met de afgebeelde figuren? Bezoek dan het Bayeux Museum in de gelijknamige met de Augustinusabdij in Canterbury, van beelden zich voort, die slechts door stad, ook te vinden op www.bayeuxmuseum.com vermaard om zijn borduurkunst. Een een paar bomen of torens van elkaar G GESCHIEDENIS 3|2018

43

Sporen van oorlog Archeologie van de Eerste Wereldoorlog

Baron de Vinck kijkt toe hoe arbeiders Duitse loopgraven nivelleren in zijn vernielde kasteelpark bij Hooge. (In Flanders Fields Museum)

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog waren de steden, dorpen en platteland aan de voormalige slagvelden in Vlaanderen één groot verwoest gewest. Er wachtte de teruggekeerde bevolking de enorme uitdaging om de Westhoek opnieuw op te bouwen. Op dat ogenblik werd de oorlogsinfrastructuur ontmanteld, loopgraven dichtgegooid en de sporen van de oorlog werden een deel van het archeologische bodemarchief.

44

G GESCHIEDENIS 3|2018

EERSTE WERELDOORLOG

G GESCHIEDENIS 3|2018

45

V Een hedendaagse luchtfoto van Ploegsteert Bos (GDI-Vlaanderen) en de Lidar-visualisatie van dezelfde locatie (GDI-Vlaanderen). Duidelijk herkenbaar zijn de sporen van honderden granaattrechters (donkere vlekjes) en honderden meter aan bewaarde loopgraven (donkere golvende lijnen).

andaag zijn we meer dan honderd jaar na het begin van de Eerste Wereldoorlog. De laatste persoonlijke getuigen die de oorlog hebben meegemaakt zijn reeds enkele jaren overleden. Dat maakt dat nu meer dan ooit het landschap, de materiële relicten en landschappelijke sporen van de oorlog overblijven als de allerlaatste echte getuige van de oorlog. Hoe verder de oorlog achter ons komt te liggen, hoe belangrijker deze worden. Overal in de Westhoek sluimert er, op nauwelijks dertig centimeter diepte, een archeologische laag van informatie. De eerste voorzichtige pogingen om deze resten vanuit een archeologische invalshoek te benaderen dateren uit het einde van de 20ste eeuw. Wat aanvankelijk het domein was van vrijetijdsarcheologen is van-

daag uitgegroeid tot mainstream archeologie. Sinds begin jaren 2000 werden er meer dan 150 archeologische onderzoeken uitgevoerd en kwamen uiterst boeiende sites aan het licht. Archeologie hertekent uiteraard de militaire geschiedschrijving niet. Wel maakt ze het verleden tastbaarder dan ooit en geeft ze een nooit eerder geziene inkijk in het dagelijkse leven aan het front en toont ze ons hoe er geïmproviseerd werd met constructiemethodes in bijvoorbeeld de strijd tegen het grondwater. Ze laat ons zien hoe de bouw van loopgravennetwerken, bunkers en tunnels evolueerde. Daarnaast geeft ze ook inzichten in hoe er met de dood werd omgegaan en is ze als geen ander in staat om menselijke resten op een waardige en wetenschappelijk verantwoorde wijze te bergen. Kort samengevat bestudeert de archeologie van de Eerste Wereldoorlog de materiële en structurele resten van wat de mens gemaakt heeft in zeer unieke en specifieke oorlogsomstandigheden. In deze bijdrage belichten we enkele van de verhalen die eruit springen om een idee te geven van de diverse facetten van de archeologie van de Eerste Wereldoorlog en de meerwaarde die ze kan opleveren. Vergeten massagraf in een granaattrechter

Een belangrijk en ook wel emotioneel zwaar beladen aspect van de archeologie van de Eerste Wereldoorlog is de omgang met de menselijke resten van de vele duizenden vermisten. De lichamen van minstens 55.000 Britse gesneuvelden zijn nooit geborgen. Aan Duitse, Franse en Belgische zijde zijn de cijfers moeilijker te achterhalen. Vermoedelijk liggen de aantallen aan Duitse zijde in dezelfde ordegrootte. Bij opgravingen op de voormalige slagvelden worden vrijwel steeds skeletresten gevonden. Vermiste soldaten komen 46

G GESCHIEDENIS 3|2018

aan het licht waar ze ooit vielen op het slagveld, in verlaten loopgraven of diepe granaattrechters. Anderen worden aangetroffen in geïsoleerde veldgraven, graven waarvan de ligging in de loop van de oorlog vergeten raakte. In een uitzonderlijk geval komen zelfs massagraven aan het licht. Alleen door professioneel archeologisch onderzoek kunnen de lichamen op een verantwoorde wijze geborgen worden. De combinatie tussen uiterst nauwkeurige veldregistratie, de studie van de bij het lichaam aangetroffen vondsten en een doorgedreven archeologisch onderzoek kan in sommige gevallen tot een identificatie leiden. Zo kunnen de lotgevallen van enkelen van de eindeloze namenlijst van vermisten worden opgehelderd en krijgen ze honderd jaar later alsnog een grafsteen met hun naam erop gegraveerd. In Wijtschate kwam in 2015 een uitzonderlijke begraving van 21 Duitse soldaten aan het licht, in een grote granaattrechter. Volgens hun insignes behoorden ze tot het Königlich Sächsiches 15. Infanterie-Regiment Nr. 181 uit Chemnitz. Die eenheid arriveerde in de Wijtschateboog in maart 1917. Het oorlogsdagboek van de 48. Sanitäts-Kompagnie vermeldt dat ze vanaf 1 juni door de voortdurende beschietingen de gesneuvelden niet meer konden afvoeren: ‘der Abtransport der Gefallenen aus vorderer Linie infolge der sich von Tag zu Tag immer heftiger entwickelnden Kämpfe durch die Kompagnie nicht mehr ausgeführt sondern werden durch ihre Truppenteile unmittelbar hinter den Stellungen bestattet‘, 48. Sanitäts-Kompanie, 1/06/1917‘. Ze moesten ter plaatse worden begraven. Dat blijkt ook uit de opgraving. Tijdens de Mesenslag, een Brits offensief dat kort daarna, op 7 juni 1917, van start ging, namen de Britten de heuvelrug in en ging de begraafplaats verloren. Tien slachtoffers konden dankzij hun

EERSTE WERELDOORLOG

metalen naamplaatje geïdentificeerd worden. Gasoorlog op onvermoede plekken

Opgravingen leveren vaak onverwachte vondsten op. In Diksmuide, nabij de Belgische frontlijn aan de IJzer, groeven archeologen in 2016 een groot netwerk van loopgraven op. Groot was hun verbazing toen ze ook een grote Britse batterij Livens-projectoren blootlegden. Dat waren eenvoudige mortieren die gebruikt werden om cilinders met gifgas op de vijand te lanceren. Tussen 26 oktober en 11 november 1917 werden meer dan duizend projectorenbuizen, gevuld met fosgeenprojectielen, ingegraven en afgevuurd richting de Duitse frontlijn. Na de actie was het de bedoeling om ze elders in te zetten, maar kennelijk ging er iets mis. Enkele projectorbuizen ontploften ter plekke, andere zakten diep in de drassige bodem weg. Deze vondst toonde voor het eerst aan dat ook aan het Belgische front gasaanvallen plaatsvonden. Niet door het Belgische Leger, wel door een speciale eenheid van de Britse Royal Engineers wiens hulp werd ingeroepen. Het landschap als laatste getuige

hebben een digitale gereedschapskist met geavanceerde technieken die ze gebruiken om de sporen van de oorlog in het landschap te herkennen en interpreteren. De bron die het meest gebruikt wordt door archeologen zijn historische luchtfoto’s. Tijdens de oorlog maakten de strijdende partijen miljoenen verkenningsfoto's vanuit de lucht. Vandaag zijn die beelden van onschatbare waarde voor archeologen en historici. Ze kunnen ermee achterhalen wat er tijdens de oorlog op een bepaalde plek is gebeurd en wat er mogelijk nog rest aan archeologisch erfgoed. Archeologische sites zijn onder de juiste omstandigheden ook vanuit de lucht zichtbaar door groei- en kleurverschillen van gewassen, zogenoemde cropmarks. Uitgravingen uit het verleden bevorderen de plantengroei doordat wortels er dieper groeien en meer voedsel krijgen. Dat zorgt voor groenere en hogere planten. In periodes van droogte blijven die gewassen langer groen terwijl andere planten verdorren. Het omgekeerde geldt voor begraven muurresten en bunkers. Planten die daarboven groeien, kunnen net minder voedingstoffen opnemen waar-

Hoewel veel oppervlaktesporen van de oorlog tijdens de wederopbouw werden uitgewist en je de frontlinies van toen niet langer kan aflezen in het landschap, zijn er nog heel wat sporen van de oorlog bewaard. Archeologen

Tentoonstelling en boek

Tot en met 26 augustus 2018 loopt in het In Flanders Fields Museum in Ieper de groots opgevatte tentoonstelling ‘Sporen van Oorlog. De archeologie van de Eerste Wereldoorlog’. Het gelijknamige boek is uitgegeven bij Uitgeverij Hannibal. Er zijn meer dan 200 archeologische vondsten te zien waaronder blikvangers zoals de skeletten van een paard en een muildier, segmenten van een originele Britse en Duitse loopgraaf, een Duitse tunnel en de persoonlijke objecten die aangetroffen werden op zes Duitse soldaten die in een vergeten massagraf terecht kwamen. De tentoonstelling is bovendien doorspekt met 3D-modellen van opgegraven sites, filmbeelden van opgravingen en drie interactieve opstellingen waar je als bezoeker zelf mee aan de slag kan om de rol van het landschap als de Laatste Getuige te ontdekken.

Archeologische opgraving van een kronkelende Belgische verbindingsloopgraaf bij Diksmuide. (THV Monument – Gate- Ruben Willaert)

door ze minder hoog groeien en eerder verdorren. Archeologen maken handig gebruik van dit verschijnsel en speuren vanuit de lucht naar archeologische sites die zich soms op deze manier laten herkennen. Dankzij de uitzonderlijk droge zomermaanden in 2017 werden tal van uitzonderlijke WO I-cropmarks gefotografeerd. De meest tot de verbeelding sprekende methode is Lidar (Light Image Detection and Ranging). Dit zijn gedetailleerde lasermetingen die vanuit vliegtuigen gemaakt zijn. Dankzij computerverwerkingen wordt een driedimensionaal beeld van het aardoppervlak verkregen zonder ook maar enige begroeiing of vegetatie. Lidar kijkt letterlijk door het bladerdek van bomen heen. De kleinste hoogteverschillen zoals verweerde loopgraven of granaattrechters worden hierdoor geaccentueerd en onthuld. Vooral in bossen en weiden zijn duizenden oorlogssporen zoals loopgraven, schuilplaatsen en spoorlijnen te ontdekken.

Trench art, bewerkte kogels. V.l.n.r. miniatuurbijltje vervaardigd uit een platgeslagen kogelpunt, kogels met rondellen omgevormd tot schaakstukken, pijlpunt van platgeslagen kogel, werktuig om trench-art te graveren, kruisbeeldje vervaardigd uit een kogelpunt. (Birger Stichelbaut) Persoonlijke objecten waaronder twee medaillons met inscripties en een officiersfluitje, gevonden op het lichaam van één van de Duitsers uit het massagraf. (Agentschap Onroerend Erfgoed)

BIRGER STICHELBAUT (IN FLANDERS FIELDS MUSEUM/VAKGROEP ARCHEOLOGIE, UGENT) G GESCHIEDENIS 3|2018

47

Hendrik de Zeevaarder (1394-1460) Een nieuwsgierige prins, pionier van ontdekkingsreizigers

Aan de kade van de Taag in Lissabon staat het Padrão dos Descobrimentos, een 52 meter hoog monument ter ere van de Portugese ontdekkingsreizigers. Het monument is in 1960 gebouwd ter gelegenheid van de herdenking van de 500ste sterfdag van Hendrik de Zeevaarder. Hij heeft dan ook een ereplaats gekregen op het voorplecht van het schip. De persoon vijfde van rechts stelt Gil Eannes voor, de kapitein die als eerste voorbij Kaap Bojador voer.

48

In Portugal was de Reconquista – het verdrijven van de Arabieren uit het Iberisch schiereiland – anderhalve eeuw eerder voltooid dan in Spanje. Nadat omstreeks 1350 een einde gemaakt was aan het verblijf van de moren in Portugal, laaide de strijd met die andere rivaal – Castilië – vrijwel meteen weer op. Portugese edellieden hadden dus in de 13de en 14de eeuw geen gebrek aan emplooi.

N

G GESCHIEDENIS 3|2018

a moeizaam onderhandelen bereikten de twee aan elkaar grenzende koninkrijken in 1411 overeenstemming over een wapenstilstand. Dit was voor de drie zonen van de Portugese koning Johan I (João I, regeerde 1385-1433) een bittere pil. Kroonprins Eduard (Duarte) was op dat moment

twintig jaar oud, prins Peter (Pedro) een jaar jonger en prins Hendrik (Henrique) zeventien. Zij hadden gedroomd dat zij, evenals hun voorvaderen, op het slagveld hun moed, dapperheid, strijdlust en militaire vaardigheid konden bewijzen waarvoor zij aan het eind van de – ongetwijfeld bloederige – strijd met de ridderslag beloond zouden

worden. Na de wapenstilstand met Castilië restte hen niets anders dan tijdens toernooien met andere edellieden in het krijt te treden en hun durf en wapenbehendigheid te tonen. Geen wonder dat koning Johan I niet onwelwillend tegenover de plannen stond om een korte militaire expeditie uit te voeren die voor veel groepen in

WEGBEREIDERS – DEEL 2

Wegbereiders In een serie worden acht ‘peetvaders van de mondialisering’ behandeld, in deze tijdvakken: 1 De Tijd van de Wereldrijken 2 De Tijd van de Ontdekkingen 3 De Tijd van de Kolonisatie 4 De Tijd van de Banken 5 De Tijd van de Communicatienetwerken 6 De Tijd van de Industrialisatie 7 De Tijd van de Supranationale instellingen 8 De Tijd van de Vrije markten

Georg Braun en Frans Hogenberg stelden tussen 1572 en 1618 de Civitates Orbis Terrarum samen, de grootste verzameling plattegronden en illustraties ooit verschenen. Een van de 546 kaarten en stadsgezichten is die van Lissabon.

Portugal alleen maar voordelen zou opleveren. Als doel werd de havenstad Ceuta uitgekozen. Deze in de noordelijke punt van het huidige Marokko gelegen stad was dankzij de strategische ligging een belangrijke handelsstad: in de Griekse mythologie waren Gibraltar en Ceuta de twee Zuilen van Hercules. Behalve dat in het begin van de 15de eeuw zeevaarders uit een groot deel van het Middellandse Zeegebied er veel uiteenlopende goederen haalden en brachten, was het ook het eindpunt van diverse karavaanroutes. Zo stond Ceuta in directe verbinding met het roemruchte Timboektoe. Handelsoorlog onder christelijke dekmantel

Portugese kooplieden waren ingenomen met ieder plan om een geduchte concurrent een kopje

kleiner te maken. Hierbij speelde ook nog een rol dat vermoed werd dat Ceuta een belangrijk toevluchtsoord was voor zeerovers die de omgeving van de Straat van Gibraltar onveilig maakten. Maar het aambeeld waarop koning Johan I het meest luidruchtig hamerde, was een ander: het was een christenplicht om de strijd tegen de ‘ongelovigen’ of ‘heidenen’ nieuw leven in te blazen. Pauselijke toestemming voor een nieuwe kruistocht tegen de moren in Noord-Afrika – deze terminologie werd letterlijk gebruikt – werd moeiteloos verkregen. Het grootste probleem voor de Portugese koning was dat hij het precieze doel van zijn militaire campagne zo lang mogelijk geheim moest houden. Hoewel veel koninklijke raadgevers grote bedenkingen hadden – ze vreesden interventie door Castilië en de schuldenlast van eerdere oorlogen was nog steeds onverantwoord hoog – ging aan het Portugese hof de kogel toch door de kerk en werd begonnen met de voorbereiding. Dat was geen sinecure omdat Portugal nog niet over een vloot van enige betekenis beschikte. Een deel van de op te richten oorlogsvloot bestond uit omgebouwde koopvaardijschepen of vissersboten en een ander deel werd in buurlanden

Algemeen wordt aangenomen dat dit prins Hendrik is. Het is een van de zestig personen op het veelluik Painéis de São Vicente de Fora van de Portugese schilder Nuno Gonçalves (1420-1490).

aangekocht. Maar een groot deel van de oorlogsschepen moest nieuw gebouwd worden. Na een paar jaar van voorbereiding was de armada opgetuigd. De meest geloofwaardige schatting gaat uit van een oorlogsvloot die bestond uit 59 oorlogsschepen, 63 transportschepen en 120 kleinere bevoorradingsschepen. De totale bemanning – zowel de zeelieden, roeiers als voetsoldaten – zou uit 19.000 koppen bestaan hebben. Op 26 juli 1415 verliet de vloot – onder trompetgeschal en met de vlaggen en vaandels in top – de haven van Lissabon. Pas toen de schepen in de buurt waren van Lagos, in de zuidwestelijke punt van Portugal, maakte koning

G GESCHIEDENIS 3|2018

49

luidde het begin in van de Portugese expansie overzee. Nooit eerder was de kustlijn van Afrika systematisch verkend en in kaart gebracht. Onder de bezielende leiding van prins Hendrik – die als derde zoon zich weinig illusies op de troon hoefde te maken – werd hiermee een begin gemaakt. Suikerproductie berooft Madeira van zijn bossen

De Neurenbergse cartografenfamilie Homanns Erben tekende in 1743 een gedetailleerde kaart van West-Afrika, waarop nederzettingen en stammen nauwkeurig worden vermeld. Opvallend is ook de grote hoeveelheid ivoor die in de linkerhoek is afgebeeld.

Johan I het reisdoel bekend: Ceuta. Hier brak grote paniek uit en gouverneur Sālah-ben-Sālah vroeg in allerijl om militaire bijstand. Vanuit het koninkrijk Fez snelden hulptroepen toe toen de Portugezen op 17 augustus hun eerste aanvalspoging uitvoerden. Maar door een storm werd de vloot uiteengeslagen. De galeien moesten in de Baai van Algeciras een veilig heenkomen zoeken en de grotere schepen weken zelfs naar Málaga uit. De stadswachten op de muren van Ceuta waren er zeker van: de Portugezen waren onverrichterzake vertrokken. Uit misplaatste zuinigheid stuurde Sālah-ben-Sālah de soldaten van het bevriende koninkrijk Fez weer terug naar huis. Dat bleek al snel een strategische blunder van formaat. Plunderingen inspireren de prins

Nog geen week later keerde de inmiddels gehergroepeerde Portugese vloot terug en voerde een succesvolle aanval op Ceuta 50

G GESCHIEDENIS 3|2018

uit. Met dank aan het verrassingseffect en de superieure bewapening, slaagde de Portugese legermacht er in dertien uur in de stad geheel onder controle te krijgen. Nadat de moskeeën ritueel gereinigd waren zodat ze als christelijk gebedshuis dienst konden doen – en daarmee aan het formele doel van de onderneming was voldaan – begon het onderdeel waarvoor het merendeel van de militairen eigenlijk was meegegaan: de plundering van de rijke handelsstad. De stad werd grondig gestript en alles van waarde werd naar de schepen weggesleept: sieraden, zijde, goud, zilver, koper, messing, tapijten en natuurlijk een enorme partij specerijen en kruiden. Prins Hendrik bevond zich bij de aanval op Ceuta in de voorste linies en ook bij de plundering liet hij zich niet onbetuigd. Hier maakte hij voor het eerst kennis met de rijkdommen in de Arabische wereld en ontstond zijn obsessie om de islamitische landen te veroveren. De aanval op Ceuta

Voor de beginperiode zijn de vorderingen niet nauwkeurig geboekstaafd. Wel is bekend dat in 1425 Madeira (‘Houteiland’) werd ontdekt. Het hout was uitstekend geschikt voor de scheepsbouw, in die jaren in Portugal een booming business. De vrijgekomen grond bleek goed geschikt voor de teelt van suikerriet. De hier geproduceerde suiker kreeg in Europa de bijnaam ‘het witte goud’. Dat verklaart waarom Madeira al in 1433 helemaal ontbost en bedekt was met grote suikerrietplantages. Bij de verkenning van de westkust van Afrika stuitten de Portugezen op een moeilijk te nemen hindernis: Kaap Bojador. Hoewel de uitstulping gering is – de hobbel langs de kustlijn van de huidige Westelijke Sahara strekt zich over amper veertig kilometer uit – boezemde deze plek de Middeleeuwse zeelieden grote angst in. Er deden angstaanjagende verhalen de ronde: de oceaan zou er koken, schepen zouden verzwolgen worden door zeemonsters en het zou er zo heet zijn dat de blanke huid meteen pikzwart werd. Hoe dan ook: niemand zou levend uit deze onheilspellende plek terugkeren. In de jaren omstreeks 1430 had prins Hendrik al minstens vijftien keer een expeditie uitgezonden om Kaap Bojador te ronden. Ze mislukten zonder uitzondering, met ‘angst’ als de belangrijkste verklaring. Prins Hendrik – die overigens zelf veilig aan wal bleef – was ervan overtuigd dat al deze ge-

WEGBEREIDERS – DEEL 2

noemde risico’s slechts verbeelding waren. In 1434 werd Gil Eannes met de ultieme opdracht erop uitgestuurd om deze psychologische barrière te slechten: ‘waag het niet terug te keren voordat je een nauwkeurige beschrijving kunt geven van het gebied ten zuiden van Kaap Bojador’. Aangekomen ter hoogte van de plek des onheils werd aan boord een groot feestmaal bereid: er werd volop gezouten vlees, gedroogde vis en kaas gegeten en de wijn stroomde rijkelijk. Na dit ‘galgenmaal’ lieten ze zich door een aflandige woestijnwind naar het westen waaien. Op goed geluk werd na een tijdje de koers naar het zuiden verlegd om daarna weer in oostelijke richting te varen. Na een dag en een nacht varen en dobberen, bereikten ze een zanderige kust waar geen levende wezens te bespeuren waren. De Portugese waaghalzen plukten er een paar rozen die ze als bewijsstuk voor hun opdrachtgever meenamen. Geen goud, wel een massa kennis, en slaven

Na dit succes kregen de Portugezen de smaak goed te pakken. Prins Hendrik verwierf van de paus het exclusieve recht om de Afrikaanse kust te verkennen: ‘zo ver zuidwaarts als mogelijk en zo diep het binnenland in als bereikbaar, goedschiks dan wel kwaadschiks’. Van 1441 tot zijn overlijden in 1460 werden stelselmatig expedities uitgezonden die telkens een stuk verder moesten gaan dan de vorige. De kapiteins en de bemanning kregen strikte opdrachten mee om de kustlijn nauwkeurig in kaart te brengen en gedetailleerde gegevens te verzamelen over de flora en fauna en van de bewoners van de kustgebieden. Zo werd in de loop der jaren een enorme hoeveelheid kennis verzameld. Wetenschappers uit allerlei windstreken werden naar Portugal gehaald (of zij kwamen uit zichzelf) om deze stroom aan

nieuwe informatie te bestuderen en systematisch te verwerken. De door prins Hendrik aangezwengelde ontdekkingsreizen waren in één opzicht teleurstellend: het goud en de andere rijkdommen werden niet gevonden. Totdat op 8 augustus 1444 een schip de haven van Lissabon binnenliep met aan boord 235 gevangengenomen Afrikanen, die als slaaf verkocht werden. Portugal had in deze jaren ongeveer 700.000 inwoners en was de klap van de opeenvolgende pestepidemieën nog maar amper te boven gekomen. Er waren dus te weinig mensen om een ambitieus kolonisatieprogramma uit te kunnen voeren. De negerslaven werden onmisbaar geacht om een deel van het werk, zoals op de suikerplantages op Madeira, te verrichten. Nog tijdens zijn leven werden in opdracht van prins Hendrik tussen de 15.000 en 20.000 negerslaven naar Portugal getransporteerd. Hierdoor staat hij niet alleen aan de wieg van de grote ontdekkingsreizen, maar ook aan die van de ‘moderne’ slavenhandel. Aan de basis van een wereldmacht

Mede hierdoor is de nalatenschap van prins Hendrik niet helemaal onomstreden. Lange tijd stond hij hoog en stevig op een voetstuk. Hij was de aanjager van het transformatieproces waarbij zijn geboorteland met arme boe-

De Torre de Belém is een beeldbepalend gebouw aan de oever van de Taag in Belém, een voorstad van Lissabon. Deze toren is aan het begin van de 16de eeuw gebouwd om de haven van Lissabon wat meer cachet te geven, maar diende ook ter verdediging.

ren en kustvissers omgevormd werd tot een rijk met overzeese koloniale nederzettingen waarbij de Portugese vlag wapperde in Brazilië, langs de Afrikaanse kust en in delen van Azië, tot in China toe. Maar dit was een proces van lange adem. Bij zijn overlijden in 1460 hadden de Portugezen ongeveer 2.500 km van de Afrikaanse kust verkend en in kaart gebracht (tot aan het huidige Sierra Leone). Ondanks de inkomsten uit allerlei koninklijke monopolies (bijvoorbeeld op zeep), zijn participatie in zakelijke ondernemingen en zijn voortrekkersrol bij de slavenhandel, liet hij bij zijn dood enorme schulden na. Een kleine halve eeuw later – nadat Bartholomeus Diaz en Vasco da Gama het door hem begonnen werk bekroonden – werd de Portugese prins postuum de eretitel gegeven waaronder deze landrot vooral daarna furore maakte: prins Hendrik de Zeevaarder.

MEER WETEN?

Daniel Boorstin, De Ontdekkers. De zoektocht van de mens naar zichzelf en zijn wereld. Amsterdam, 1987 Peter Russell, Prince Henry ‘the Navigator’. A Life. New Haven, 2001 Arnold van Wickeren, Geschiedenis van Portugal en van de Portugezen overzee. Alkmaar, 1994

COR VAN DER HEIJDEN

De aanval op Ceuta (1415), geschilderd door Jorge Colaço (18681942) en te zien in het treinstation van Sao Bento in Porto. Colaço verwierf faam met grote muurdecoraties, bestaande uit beschilderde azulejos (siertegels). G GESCHIEDENIS 3|2018

51

De Robin Hood van Spanje

Feit of fictie? Wie aan Robin Hood denkt, verbeeldt er zich al gauw de groene bossen van het Engelse Nottingham en omstreken bij. Vanuit Sherwood Forest organiseerde de volksheld moedige acties om de rijken te bestelen en de buit nadien onder de armen te verdelen. Maar Engeland was niet het enige land met een Robin Hood. Ook in de veel drogere Spaanse provincie Sevilla leefde vele jaren geleden een volksheld. Die zou nu ongeveer 260 jaar oud zijn geworden. Maar wat is feit en wat is legende?

52

G GESCHIEDENIS 3|2018

MYSTERIES

E

r is veel geschreven over Diego Corrientes, maar het is niet steeds even duidelijk wat echt was en wat nadien werd verzonnen. Dat komt omdat het levensverhaal van deze populaire volksheld uit de 18de eeuw een aantal elementen bevat die ertoe bijdragen dat zijn verhaal tot een legende uitgroeide. Zo stal hij enkel van relatief rijke mensen, heeft hij nooit iemand gedood en werd hij tragisch verraden door één van zijn kompanen. Hij was pas 24 toen hij ter dood veroordeeld werd. Maar wat zorgde ervoor dat deze paardendief uitgroeide tot een legende en niet, zoals vele anderen, gewoon vergeten werd? En wat weten we echt over zijn leven? Blond haar en lange bakkebaarden

Diego Corrientes zou blond haar en lange bakkebaarden gehad hebben. Omslag van een boekje uit 1959 van L. Lucas y Gallardo (detail).

Doordat heel wat archiefdocumenten verloren zijn gegaan, is de kennis over deze volksheld schaars. Toch zijn er enkele feiten waarover historici het doorgaans eens zijn. Zo zou Diego Corrientes geboren zijn in het jaar 1757 in Utrera, een gemeente in de huidige Spaanse provincie Sevilla. Zijn ouders waren dagloners. Hij had een blanke huid, wapperende blonde haren, lange bakkebaarden en donkerbruine ogen. Aan de rechterkant van zijn neus werd zijn pokdalige gezicht opgedeeld door het litteken van een mes en hij zou ongeveer een meter vijfenzestig groot zijn geweest. Diego Corrientes kleedde zich in traditionele, Andalusische stijl met een zwart, fluwelen jasje dat versierd werd door verschillende rijen zilveren knopen. Meestal wordt hij beschreven als een analfabeet die - vóór hij de wapens opnam - op het land werkte. Door een onbekende reden besloot hij echter om op een behoorlijk jonge leeftijd – hij moet ongeveer 21 jaar oud zijn geweest – het boerenleven

Volgens de overlevering gaf Diego Corrientes aan de armen wat hij van de rijken stal. Omslag van een stripverhaal door Maymir, ongedateerd.

vaarwel te zeggen. Hij trok naar de bergen en werd er de leider van een bende die zich toelegde op het stelen van vee dat naar Portugal werd vervoerd om er verkocht te worden. Die misdaden zorgden ervoor dat Diego Corrientes in absentia werd veroordeeld en dat hij – wanneer gevangen genomen – de doodstraf zou krijgen. In een edict van 22 december 1780 werd hij vogelvrij verklaard en werd er een prijs op zijn hoofd gezet. De man of vrouw die Diego Corrientes kon arresteren, werd een stevige 1.500 reales beloofd indien de paardendief dood was, en maar liefst het dubbele indien hij of zij Diego levend in handen kreeg. Bovendien zou de vinder gepardonneerd worden voor elke misdaad die hij of zij mogelijk had begaan, tenzij het over verraad of het vervaardigen van namaakgoederen ging. Geknoopte veters

De man die het tot zijn persoonlijk doel had gemaakt om Diego Corrientes van zijn vrijheid te beroven, heette Francisco de Bruna y Ahumada. Hij was regent van de Audiencia de Sevilla, de belangrijkste rechtbank van Sevilla. De legende wil dat Francisco de Bruna en Diego Corrientes elkaar op een nogal

eigenaardige manier ontmoetten en dat dit deel van de oorzaak was van Bruna’s drang om de paardendief te vangen. Toen Bruna immers in zijn koets op weg was van Sevilla naar zijn landhuis, verscheen daar plots de gedaante van Diego Corrientes in het midden van de weg. Corrientes zat op zijn paard en was tot de tanden gewapend. De bandiet wandelde tot aan de koets, plaatste zijn linkervoet op het vensterbankje van het rijtuig en beval Bruna de veters van zijn laars te knopen. Nadat Bruna de veters van de bandiet geknoopt had, wenste Corrientes hem nog een fijne dag en galoppeerde hij weg. Bruna zou dit incident nooit vergeten. Toen Bruna in januari 1781 te horen kreeg dat Corrientes en twee van zijn beste kompanen naar Portugal waren gevlucht, twijfelde hij dan ook niet. Hij stuurde een klein groepje soldaten, vermomd als smokkelaars, naar Portugal om de bandieten op te sporen. Over hoe Diego Corrientes uiteindelijk gevangen werd genomen, bestaan twee versies. Bruna zelf heeft steeds volgehouden dat het dankzij zijn spionnen was dat de schuilplaats van de boef ontdekt werd. Toch gaan er geruchten de ronde dat Corrientes door één van zijn eigen bendeleden G GESCHIEDENIS 3|2018

53

verraden werd. Juan de Alfeñique was een dief en één van de belangrijkste medewerkers in Corrientes’ team. Hoewel Corrientes hem steeds rijkelijk beloonde met grote sommen geld en gestolen paarden, bleek Alfeñique toch niet tevreden. Toen de boef hoorde van de prijs die op Corrientes’ hoofd werd gezet, zou hij de beslissing hebben genomen zijn vriend te verraden. Maar wat de waarheid ook was, het resultaat was dat Diego Corrientes opgesloten werd in de gevangenis van Sevilla. Aangezien hij reeds in absentia veroordeeld was, verliep alles heel snel. Corrientes bekende zo goed als alle misdaden die hij had begaan en op 30 maart 1781 werd hij publiekelijk opgehangen en gevierendeeld. Zijn hoofd en ledematen werden tentoongesteld op de wegen rondom Sevilla. Paardendief of volksheld

Toen de man stierf, werd de legende geboren. Het verhaal werd doorverteld en liedjes dichtten Diego Corrientes toenemend het profiel van de ‘nobele bandiet’ toe. ‘El que a los ricos robaba y a los pobres socorría’ was wat mensen over hem zongen: ‘hij die van de rijken stal en de armen hielp’. In de 19de eeuw maakten dichters, theatermakers, schrijvers en zangers van Diego Corrientes een figuur die steeds verder van de historische realiteit kwam te staan. Zo werd de boef via een toneelstuk van Gutiérrez de Alba in 1848 definitief omgetoverd tot

Links: Op jonge leeftijd vertrok Diego Corrientes naar de bergen waar hij de leider werd van een bende die zich toelegde op het stelen van vee. (© Museo del Bandoler). 54

G GESCHIEDENIS 3|2018

één van de bandidos generosos, de vrijgevige bandieten. Het betrof echter een proces dat al veel eerder was gestart. Maar wat leidde ertoe dat Corrientes het tot volksheld schopte, terwijl zoveel andere boeven meteen door de geschiedenis werden verzwolgen? Volgens de beroemde historicus Hobsbawm komt het fenomeen van de ‘sociale bandiet’ overal ter wereld voor en zijn er enkele universele elementen die ervoor zorgen dat iemand als ‘nobele dief ’ wordt onderscheiden. Zo begint de nobele dief zijn ballingschap in de meeste gevallen niet omwille van een misdaad, maar omdat hij zelf het slachtoffer werd van onrechtvaardigheid. Daarnaast steelt hij enkel van de rijken en geeft hij aan de armen. Zelf doodt hij nooit mensen, tenzij het uit zelfverdediging is of omwille van gerechtvaardigde wraak. De nobele bandiet wordt bewonderd en geholpen door zijn gemeenschap. Hij sterft meestal wegens verraad en hij is nooit de vijand van de koning of de keizer, maar enkel van de lokale adel of onderdrukker. Het leven van Diego Corrientes paste wonderwel in dit plaatje. Geen nodeloos geweld, geen moorden

Dat zorgde ervoor dat Diego Corrientes uitgroeide tot een volksheld en niet als een ordinaire dief herinnerd wordt. Corrientes stal immers vooral paarden: dat kon enkel van de rijken zijn. Enkel zij bezaten de mooie paarden waarop Corrientes het gemunt had. Het is niet bewezen dat hij de opbrengst van zijn rooftochten aan de armen gaf, maar wel is bekend dat hij vrijgevig was en veel aan zijn kompanen schonk. Bovendien maakte hij nooit gebruik van nutteloos geweld en heeft hij nooit mensen vermoord. De vijandige relatie die Corrientes met Bruna onder-

hield, kruidde het verhaal nog meer. De aanvaring die de twee bij aanvang van hun relatie hadden, zorgde voor meer beruchtheid dan andere lokale bandieten ten deel viel. Bovendien was de publieke opinie ervan overtuigd dat Corrientes strenger dan gewoonlijk werd gestraft door de onverzettelijkheid van Bruna. Zo kreeg Corrientes slechts vijf dagen tussen zijn aankomst in Sevilla en zijn executie. Dat staat in schril contrast met de soms lange wachttijden die gelijkaardige gevallen in deze periode kenmerkten. Wat Corrientes tot slot helemaal tot een volksheld verhief, is dat hij door een kameraad werd verlinkt. Volgens het volk werd hij net als Christus verraden, naar Sevilla gebracht op een zondag en berecht op een vrijdag in maart. En dat terwijl hij niemand had gedood. Dat zorgde ervoor dat Diego Corrientes de geschiedenis inging als de Robin Hood van Spanje en niet als de zoveelste, banale paardendief. ELLEN DEBACKERE

Dichters, theatermakers, schrijvers en zangers maakten van Diego Corrientes een figuur die steeds verder van de historische realiteit kwam te staan. Boven een foldertje dat in 1937 een film aankondigt met in de hoofdrollen Pedro Terol en Goyita Herrero. Daaronder een filmposter uit 1959, met hoofdrolspeler José Suárez.

MEER WETEN?

Eric J Hobsbawm, Bandits. New York, Pantheon Books, 1981

UITGELICHT

Grote stappen voorwaarts Pot uit het Neolithicum. (Staatliches Museum für Archäologie, Chemnitz)

Archeologie herontdekt In een museum liep ik altijd een beetje verveeld langs de vitrines met uitgestalde stukjes vuursteen. Of het hele vuistbijlen, schrapers of pijlpunten waren: het kon me nauwelijks boeien. Na het lezen van Onze vroegste voorouders heb ik daar met terugwerkende kracht enorme spijt van. Ongelooflijk welke conclusies archeologen kunnen trekken uit de op het eerste gezicht – zeker voor een leek – onooglijke stukjes steen.

L

ouwe Kooijmans – al vanaf 2003 met emeritaat als hoogleraar Prehistorie aan de Universiteit Leiden – heeft er eens goed de tijd en de ruimte voor genomen om aan de hand van veelal minieme bodemresten de geschiedenis van de eerste 100.000 generaties van de mensheid uit de doeken te doen. De Prehistorie is op dit moment het studieveld met de meeste dynamiek. Er gaat geen maand voorbij of er wordt wel een of ander algemeen geaccepteerde aanname over de Prehistorie ontkracht of ter discussie gesteld (zo bleek onlangs door vondsten in Marokko de homo sapiens 100.000 jaar ouder te zijn dan tot nu toe werd aangenomen). Deze dynamiek is niet alleen het gevolg van nieuwe vondsten. De veranderde inzichten zijn vooral het resultaat van hernieuwde

bestudering van vroegere vondsten met moderne onderzoekstechnieken. Louwe Kooijmans legt geduldig uit hoe toepassing van moderne onderzoekstechnieken tot werkelijk fascinerende nieuwe inzichten geleid hebben. Een voorbeeld: met behulp van gaschromatografie kon worden vastgesteld dat de bandkeramiekers de melk van hun runderen niet rauw dronken, maar alleen nuttigden in de vorm van lactose-arme producten (zoals zachte kaas). Omdat ‘Nederland’ in de beschreven periode nog geen geografische entiteit was, heeft Kooijmans zijn studieobject (‘onze vroegste voorouders’) heel erg ruim opgevat en breed benaderd. In dat opzicht is de ondertitel van zijn boek misleidend. Deze keuze is echter alleszins gerechtvaardigd. Het in de bodem van het huidige Neder-

land gevonden archeologisch materiaal is dermate schaars dat op basis daarvan slechts een dun en sterk gefragmenteerd boekje samengesteld zou kunnen worden. Bovendien is de leefwijze van de Neanderthalers of de bandkeramiekers dermate universeel dat in Zuid-Frankrijk of in Polen opgegraven resten ook op de situatie in de Lage Landen geprojecteerd mogen worden. Dat brengt me bij een andere opvallende rode lijn in het boek: onze vroegste voorouders kenden geen grenzen en waren enorm mobiel. Louwe Kooijmans laat zien dat ‘grote stappen voorwaarts’ telkens gezet werden door ‘nieuwkomers’. Tegenwoordig zouden we zeggen: migranten. In dat opzicht heeft het vuistdikke boek over de Prehistorie een hoge actualiteitswaarde. COR VAN DER HEIJDEN

L. Louwe Kooijmans

Onze vroegste voorouders De geschiedenis van Nederland in de steentijd, van het begin tot 3000 v.Chr Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 2017. 608 blz., € 39,99 ISBN 978 90 351 2773 9 G GESCHIEDENIS 3|2018

55

MOEDER OP EEN VOETSTUK Hoe Moederdag werd bedacht dering voor haar moeder. Zij wilde van haar moeders sterfdag (9 mei 1905) een monument maken ter ere van alle moeders die zichzelf onopvallend dagelijks dienstbaar wegcijferden voor gezin en samenleving. Was het gezin de hoeksteen van de samenleving, de moeder daarvan toch het fundament. Het initiatief van Jarvis werd enthousiast ontvangen, niet in het minst door de enthousiaste steun van de middenstand. In 1914 riep president Wilson Moederdag uit tot een nationale feestdag. Bedenkster haatte Moederdag

Binnenkort, de tweede zondag in mei, vieren we weer massaal Moederdag, een feest vast verankerd in de kalender van jaarlijkse onvermijdelijkheden. Wie heeft als kind niet onhandig morsend zijn moeder het ontbijt gebracht, vergezeld van een goedbedoeld knutselwerkje, op school met alle liefde in elkaar geklodderd? Affiche uit 1948.

56

M

G GESCHIEDENIS 3|2018

oederdag is big business, een traditie met een grote T. Er is iets geks met tradities, we denken dat ze oud zijn en spontaan uit de volksaard

zijn ontsproten, maar vaak zijn ze dat niet. Zo is het ook met Moederdag. Moederdag hebben we te danken aan Anne Jarvis (1864-1948), een Amerikaanse vrouw met een mateloze bewon-

Anne Jarvis kon tevreden zijn. Maar ze was het niet. Met afgrijzen zag ze hoe de commercie met het feest aan de haal ging. Bloemenhandelaars, banketbakkers en wenskaartenmakers, iedereen wilde een graantje meepikken. Het zou Jarvis de rest van haar dagen frustreren. Ze voerde talloze rechtszaken tegen de geldelijke uitbating van ‘haar’ Moederdag en wilde Moederdag zelfs weer afschaffen. Het was vechten tegen de bierkaai. De laatste jaren van haar leven bracht Jarvis verbitterd en hulpbehoevend door in een verpleegtehuis, ironisch genoeg en zonder dat zij het wist, op kosten van de belangvereniging voor bloemisten. Antwerpse Moederkesdag de eerste

Het Amerikaanse voorbeeld trok ook in Europa de aandacht. In Vlaanderen ijverde de Antwerpse kunstenaar en schepen Frans Van Kuyck al in 1913 voor de invoering van ‘Moederkesdag’, een dag ter ere van de moeder, het ‘boven alles

ALLEDAAGSE GECHIEDENIS

Anne Jarvis (18641948) stond aan de wieg van Moederdag en kreeg er uiteindelijk een bloedhekel aan.

Moederdag, Taartendag, reclame voor Moederdag in 1938.

geliefde wezen, dat een mensch met eerbied en vereering aanbidt tot het einde van zijn dagen’. Voor Van Kuyck was de moeder de centrale spil in de opvoeding en daarmee de draagster van ‘de toekomst van het land en het geluk van het volk’ Van Kuyck beschreef in detail hoe Moederdag hoorde te verlopen, natuurlijk met bloemen en taart, een ‘moederjuweel’ van papier en een versierde stoel. Hij vergat ook de weeskinderen niet en zag daarin een taak weggelegd voor getrouwde kinderloze vrouwen uit de gegoede stand. Van Kuyck kon rekenen op de Bond Antwerpen Vooruit, een vereniging van Antwerpse Middenstanders. De Bond schreef enthousiast aan haar leden dat de dag niet alleen een feestdag zou zijn, maar ook een mooie gelegenheid voor al de winkeliers ‘om eens goede zaken te maken’. De eerste Antwerpse Moederdag werd gevierd op 15 augustus 1913, waarmee de ‘sinjoren’ in Europa voorop liepen. Het sloot zo mooi aan bij de feestelijkheden ter ere van Maria ten Hemelopneming (‘Mariekesdag’) en de Antwerpse kermis. Toen in 1927 de socialistische voorman Paul Pastur ook in Wallonië Moederdag op de kaart wist

te zetten, leidde de afwijkende Antwerpse datum tot lichte wrijving. Moest nu werkelijk alles in België tweevormig zijn? De Antwerpse Volksgazet liet er geen twijfel over bestaan: ‘Laat ze te Brussel zooveel beslissen als ze willen: de Antwerpenaars vieren Moederkesdag op Sainte Marie ofte Marie Hemelvaart, zijnde den vijftienden Augustus. Dat is reeds voor den oorlog in kannen en kruiken en dat is niet meer te veranderen!’ Nederlandse handelsgeest

In Nederland kwam Moederdag pas na 1925 op stoom. Drijvende kracht was de Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. In 1925 financierde die de uitgave van Het Boek der Moeders, waarin een keur van vooraanstaande Nederlanders met veel mooie woorden pleitte om Moederdag ook in Nederland te gaan vieren. De bloemenbranche werd opgeroepen volop mee te werken aan het welslagen, fijntjes benadrukkend dat die ‘jaarlijks herhaald, ongetwijfeld een goeden invloed op het stijgen van het verbruikscijfer zal hebben’. Onbaatzuchtig of niet, het idee van Moederdag sloeg aan. Al waren er vanaf het begin ook kritische geluiden. Die kwamen

uit de meest uiteenlopende hoeken. De Middelburgse Courant noemde het een ‘onsympathiek Amerikaansch baksel’ en ‘banale sentimentaliteit’. ’ Exploitatie van de hoogste liefde’, sneerde Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië, ‘blijf van de liefde voor de moeders af!’ Het orthodoxe volksdeel had moeite met de keuze voor zondag en zag in Moederdag ‘de nieuwe vijand van den sabbat’. De vrouwenbeweging vond het een zoethoudertje: ‘bloemen gegeven om de moeders te eeren, terwijl men haar de kroon onthoudt, het recht, en het vermogen om zelve te oordeelen, zulke bloemen worden een hoon’. Kritiek op Moederdag is zo oud als de dag zelf. Een kleine honderd jaar later wordt Moederdag wereldwijd nog steeds gevierd. Geen branche die de dag niet aangrijpt om de omzet een zetje te geven. Een beetje burgerlijk en braaf? Niet volgens de Roosendaalse firma die een indoor skydive sessie voor moeder aanprijst: ‘Grote kans dat jouw moeder bij sessie vijf of zes zelfstandig in de armen van de knappe indoor skydive instructeur vliegt!’ Bang om Moederdag te vergeten? Geen schijn van kans. HARRY STALKNECHT

Deze aan de handel gerichte Amerikaanse wervingsposter voor Moederdag uit de jaren vijftig beloofde de deelnemende winkeliers een mooie omzet. G GESCHIEDENIS 3|2018

57

EEN BEZOEK WAARD

ZUTPHEN (NL) Stedelijk Museum Zutphen ‘s-Gravenhof 4 0031-57 55 16 878 www.museazutphen.nl / www. schattenuithetrijks.nl Schatten uit het Rijks / Lage Landen Tot en met 20 mei, di-zo 11-17

SAMENSTELLING: JAAP KROL

Een ronde langs de velden

Met de tentoonstellingscyclus Schatten uit het Rijks maakt het Rijksmuseum een meerjarige reis langs diverse stadsmusea in Nederland. Doel is het onderzoeken van de Nederlandse identiteit, aan de hand van 17de-, 18de- en vooral 19de-eeuwse schilderkunst. De eerste reeks uit de serie van vier heet Lage Landen en is een verkenning vanuit het element ‘aarde’.

D

it element wordt uitgelegd in de deelthema’s ‘nat en drassig’, ‘droog en woest’, ‘koeien en paarden’ en ‘landarbeiders en landheren’. Uiteraard zijn de schilderijen in de eerste plaats kunstwerken, maar ze zijn ook te bekijken als foto’s uit vorige eeuwen, toen Nederland werd ontworpen en op de ondergronden zand, veen en klei moeizaam zijn huidige vorm kreeg. Hoewel veel schilderijen de graag gekoesterde idylle laten zien van drinkende koeien, scheve knotwilgen en woeste zandverstuivingen, zijn ze juist ontstaan als reactie op grote omwentelingen. Vaak zijn ze geschilderd op de drempel van de moderne tijd, toen paden verhard werden, ambachten verdwenen en de eerste toeristen gingen wandelen. Zo werd het schilderij Herderin met kudde schapen van Anton Mauve (1838-1888) omstreeks 1886 geschilderd in ’t Gooi, omdat Den Haag sterk uitbreidde en de schaapkuddes rond de stad verdwenen. Mauve vertrok daarom naar Laren, toen

Paul Joseph Constantin Gabriël, Een wetering bij Abcoude, 1878, olieverf op paneel. Legaat van de heer J.B.A.M. Westerwoudt, Haarlem.

58

G GESCHIEDENIS 3|2018

Jan Jacob Zuidema Broos, Gezicht op Vorden, olieverf op doek, 1864. (Coll. Stedelijk Museum Zutphen)

nog een onbekend dorpje in de zandrijke bossen. Hetzelfde kan worden gezegd van Een wetering bij Abcoude uit 1878 van Paul Gabriël (1828-1903), waarvan de spectaculaire lege polderhorizon vandaag bepaald wordt door de A9, stedelijke hoogbouw en de lichtmasten van een hockeypark. De landschappen zijn dus ingrijpend veranderd, maar ergens deep down leeft het idee van een oervorm nog altijd voort. Dit spanningsveld tussen de gedroomde identiteit en de continue veranderende realiteit is wat de voortdurende discussie over de Nederlandse identiteit ook zo boeiend (en fel) maakt. De deelnemende stadsmusea tonen ook drie werken uit hun eigen depot, waarmee het onderzoeken van de ei-

gen identiteit ook wordt gekoppeld aan het meer streekgebondene of lokale. Volgens de samenstellers gaat het aldus om ‘regionale variaties’, maar de vraag is of de moderne 21ste-eeuwse kijker die variaties wel voldoende ziet. In het licht van het verdwenen Nederland maken de drie schilderijen in Zutphen in ieder geval niet het verschil. Lage Landen is na Zutphen te zien in Hoorn (Westfries Museum), Harlingen (Het Hannemahuis), Bergen op Zoom (Het Markiezenhof) en Gouda (Museum Gouda). Bij de reeks hoort ook een eigentijdse expositie over klei, verzorgd door Atelier NL. Voor de bijbehorende catalogus schreef Paul Schnabel het essay Hoe eigenaardig is Nederland?

Een vergeten kroonprins

Tentoonstellingen

Vierhonderd jaar geleden werd Filips Willem van Oranje begraven in de Sint-Sulpitiuskerk te Diest. Naar aanleiding van dit jubileum is er een tentoonstelling samengesteld, die niet alleen enkele hoofdrolspelers van de Opstand belicht, maar ook het leven in en rond de Oranjestad zelf.

F

ilips Willem wordt in 1554 geboren als oudste zoon van Willem van Oranje (1533–1584). Hij heeft twee halfbroers, Maurits en Frederik Hendrik, die hij pas op latere leeftijd zal ontmoeten. Vanwege de Opstand wordt hij in 1566 als gijzelaar meegenomen naar Spanje, waar de intelligente prins een streng katholieke opvoeding krijgt. Na zijn vaders dood keert hij in 1595 terug naar Van of naar M.J. van Mierevelt, Prins Filips Willem van de Zuidelijke Nederlanden Oranje-Nassau, ca. 1608. Olieverf op doek. Diest. (Stadsen maakt alsnog aanspraak museum De Hofstadt, Diest) op de bezittingen van zijn inmiddels twistende familie, waaronder de stad Diest. Filips Willem huwt in 1606 geheel gearrangeerd met Eleonora van Bourbon-Condé (1587-1619) en overlijdt in 1618 te Brussel. De tentoonstelling Filips Willem. Prins van Oranje, Heer van Diest (1554-1618) in de Lakenhalle biedt een nadere kennismaking met deze relatief onbekende telg uit het Huis Oranje-Nassau, die altijd een vreemdeling zou blijven in de Nederlanden. Naast verhalende schilderijen, portretten en bijzondere wapens zijn er ook historische documenten te zien, waaronder het door zijn weduwe aangevochten testament (zij kreeg niets) en het Twaalfjarig Bestand. Vanwege het jubileum zijn er ook tentoonstelDIEST (B) lingen in de Sint-Sulpitiuskerk en muLakenhalle seum De Hofstadt ingericht. Scholenstraat 4 0032-13 46 06 48 www.filipswillem2018.be Filips Willem. Prins van Oranje, Heer van Diest (1554-1618) Tot en met 20 mei, di-vrij 13-17, za 10-18, zo 13-17

EZINGE (NL) Museum Wierdenland Van Swinderenweg 10 www.wierdenland.nl Pioniers van het Noorden, op ontdekkingsreis door Terpenen Wierdenland Tot en met 6 mei, di-zo 11-17 MONS/BERGEN (B) Mundaneum 15 Rue des Passages www.archives.mundaneum.org Top Secret! Een versleutelde wereld Tot en met 20 mei, wo-vrij 13-17, za-zo 11-18 OOSTENDE (B) Provinciedomein Raversyde Nieuwpoortsesteenweg 636 www.raversyde.be Duitse glasnegatieven Tot en met 31 mei, ma-vrij 10.30-17, za-zo 10.30-18 UTRECHT (NL) Museum Catharijneconvent Lange Nieuwstraat 38 www.catharijneconvent.nl Magische miniaturen. Een kleurrijke blik op de middeleeuwen Tot en met 3 juni, di-vrij 10-17, za-zo 11-17. Gesloten op 27 april (Getijdenboek, Brugge, Geert Grote, circa 1480, Collectie Museum Catharijneconvent, ©Marco Sweering)

DEN HAAG (NL) Nationaal Archief Prins Willem Alexanderhof 20 www.gahetna.nl/voc De wereld van de VOC Tot en met 24 juni, di 10-21, woe-vrij 10-17, za-zo 11-17. Gesloten op 27 april MECHELEN (B) Museum Hof van Busleyden Frederik de Merodestraat 65 https://muse.mechelen.be Roep om Rechtvaardigheid. Kunst en Rechtspraak in de Bourgondische Nederlanden Tot en met 24 juni, vrij-di 10-17, do 10-22 DUISBURG (D) Kultur- und Stadthistorisches Museum Duisburg Johannes-Corputius-Platz 1 www.mercator-museum.org Die Götter beschenken. Antike Weihegaben Tot en met 28 oktober, di-za 10-17, zo 10-18 G GESCHIEDENIS 3|2018

59

VAN HET BOEKENFRONT VEEL NIEUWS

De Messias van Vlaanderen Lode Wils

Frans Van Cauwelaert Politieke biografie

Doorbraak, Antwerpen 2017 983 blz., € 39,95 ISBN 978 94 926 3903 5

Van Cauwelaert (1880-1961) is een naam van formaat in de Belgische politieke geschiedenis van de 20ste eeuw. Deze ‘haan’ die samen met Van de Vyvere en Alfons Van de Perre in het Belgische parlement in het voorjaar 1919 als loyaal Belgische minimalisten de Vlaamse taaleisen verdedigde, verdiende een gedegen gebundelde biografie. De vijfdelige biografie die emeritus hoogleraar geschiedenis Lode Wils tussen 1998 en 2009 over Van Cauwelaert publiceerde, is in dit ene volume mooi gebundeld en licht aangevuld tot een vlot leesbare turf van formaat. Met de andere ‘kraaiende hanen’ (merkwaardig dat de politieke wegbereiders van de Vlaamse Beweging de erenaam ‘haan’ in plaats van ‘leeuw’ kregen) Louis Franck en Kamiel Huysmans zou vooral Van Cauwelaert als parlementslid (1910-1961, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers 1939-1954) en als katholiek burgemeester en havenschepen van Antwerpen blijven aandringen op de taalkundige ontvoogding van het onderwijs, de administratie en het gerecht in Vlaanderen en een beter taalkader voor het Belgische leger. Zijn politiek engagement werd ook gepropageerd via zijn eigen krant, De Standaard. Hij stimuleerde de economische ontwikkeling van Vlaanderen, onder meer door het oprichten van verzekeringsmaatschappij Mercator (nu Baloise) en de uitbreiding van de Antwerpse haven. De biografie focust op de politieke strijd en het vasthouden aan een legalistisch minimalistisch Vlaams nationalisme van Van Cauwelaert. Als getrouwe katholiek was de eenheid van België vanzelfsprekend. Ook de internationale relaties kwamen noodgedwongen aan bod, pro-Amerika en Groot-Brittannië, evenals de Benelux, maar voorstander van een neutralisering van Duitsland. Tijdens beide wereldoorlogen was hij gevlucht, in de Eerste naar Nederland en in de Tweede naar de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Zijn laatste politieke engagement kon dan ook niet beter afgesloten worden dan als voorzitter van het Beneluxparlement in 1957. Frans Van Cauwelaert overleed in 1961 en kreeg een grootse begrafenis. Deze politieke biografie doet dit monument van de Vlaamse Beweging meer dan recht, het herstelt ook een negatieve beeldvorming die door harde (gecollaboreerde) Vlaamse nationalisten over

Sophie Reinders

De mug en de kaars

Vriendenboekjes van adellijke vrouwen 15751640 Nijmegen, Vantilt 2017 527 blz., € 29,95 ISBN 978 94 600 4326 0 Van Cauwelaert, Huysmans en Franck strijdend voor vernederlandsing van de Gentse universiteit.

hem werd verspreid. De auteur geeft in de eindbalans van dit (politieke) leven een duidelijk positief oordeel en herneemt de labels de Messias en de O’Connell van Vlaanderen. Deze Ierse katholiek slaagde er in de 19de eeuw in om via vreedzame weg de Ierse stem in Londen te laten weerklinken. Wie er een politiek statement van Wils voor hedendaags gebruik in ziet, mag dat doen. HARRY VAN ROYEN

Album amicorum is een deftig woord voor vriendenboekje. In de loop der eeuwen bleek het een zinkend cultuurgoed te zijn. Aanvankelijk lieten jonge mannen en vrouwen uit adellijke en burgerlijk-geleerde kringen hun verwanten, professoren en medestudenten een versje, een spreuk of levenswijsheid in hun albums schrijven. Daarna werd het als poesiealbum immens populair onder jonge meisjes in de hele samenleving. Er zijn uit de 16de en 17de eeuw veel meer mannenalba bewaard gebleven dan vrouwenalba. Opvallend is dat die laatste stammen uit de Nederlanden en Duitsland en niet zozeer uit Frankrijk, Engeland en Italië. Voor haar fraai uitgegeven proefschrift over zulke vriendenboekjes van adellijke vrouwen uit de periode 1575-1640 selecteerde Sophie Reinders 22 boekjes. Ze gaan over vrouwen uit Holland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. Het is een selectie. Friese alba, bijvoorbeeld, die er ook relatief veel waren en qua inhoud niet wezenlijk verschilden, worden slechts als vergelijkingsmateriaal gebruikt. Het bijzondere aan dit boek is het cultuurhistorische perspectief. Via heraldiek, literatuurgeschiedenis en genderperspectief wil Reinders aantonen hoe deze boekjes bijdroegen aan vrouwelijke en collectieve identiteit in de adellijke leefwereld. De boekjes sluiten door gebruik van vreemde talen, verwijzingen naar mythologie, geschiedenis en familiewapens mensen in, maar anderen ook uit. Het is een idyllische wereld die deze vrouwelijke alba kenmerkt. Sporen van de dan woedende Tachtigjarige Oorlog zijn heel sporadisch. Hoezeer het bij het begrijpen van deze bijzondere bron uiteindelijk gaat om inprenting van adellijke deugden en het belang van verwantschap laat de schrijfster in helder proza goed zien. YME KUIPER

60

G GESCHIEDENIS 3|2018

Mediarubriek Christopher Clark

Wilhelm II

De laatste Duitse keizer Vert. Huub Stegeman De Bezige Bij, Amsterdam 2017 429 blz., € 39,99 ISBN 978 90 234 6600 0

Holle retoriek

Thijs Demeulemeester

Wunderkammer

Bart De Wever, Vlaanderens machtigste politicus, zal dit boek willen lezen. Hij debiteert graag Latijnse citaten en is een bewonderaar van het Romeinse Rijk, meer bepaald van Augustus die hij beschouwt als de grondlegger van de Westerse beschaving. Dit boek toont haarfijn aan hoe zwaar die erfenis te dragen was voor Trajanus (98-117) en Hadrianus (117-138). De eerste zag het groots en vergaloppeerde zich in de strijd tegen Parthië die hem het leven kostte. Zijn adoptiezoon concentreerde zich op de consolidatie van het rijk door te saneren en het leger te reoriënteren. Ondanks dat verschil in stijl en politiek waren beiden ervan overtuigd dat de Lage Landen geen uithoek maar een dynamisch en strategisch deel van het rijk waren. Die stelling is meteen het originele uitgangspunt van dit boek. In plaats van onmiddellijk naar Rome af te reizen bezocht keizer Trajanus eerst de troepen langs de Rijn en bouwde Xanten en Nijmegen uit. Hadrianus maakte het belang van de provincie Belgica als bruggenhoofd naar Brittannië duidelijk met zijn eerste stadsstichting nabij Den Haag: het Forum Hadriani of Voorburg. Als archeoloog treedt Buijtendorp bijna letterlijk in de voetsporen van beide keizers. Hij reconstrueert hun routes, hun timing en hun politieke strategie en gaat zelf op zoek wat er nog rest aan materiële overblijfselen in die steden, onder meer ook Tongeren, en musea. Daarom hinkt dit inhoudelijk rijke, goed geschreven boek op twee benen: een degelijke analyse van de politiek van beide keizers én een (soms te) breedvoerige beschrijving van de Romeinse relicten hier te lande, zoals de Leidse afgietsels van de zuil van Trajanus. Zonde ook dat een register ontbreekt.

Succesauteur Clark is een van de weinige Engelstalige historici die Duitse geschiedenis beschrijft zonder te vervallen in vastgeroeste Angelsaksische sjablonen. Dat was zo bij Slaapwandelaars (WO I valt vooral de Serviërs en Russen aan te rekenen) en Het IJzeren Koninkrijk (Pruisen was niet rabiaat reactionair) en dat is nu opnieuw aan de hand. Hij wrikt vooral aan de rol die John Röhl, Emil Ludwig, maar ook Sigmund Freud de Kaiser aanmaten. Politieke motieven leiden al te vaak tot schuldtoewijzing aan een onwelgevallige leider. Clarks doel was vooral te kijken naar hoeveel macht Wilhelm daadwerkelijk had. De jonge Wilhelm werd heen en weer gesmeten tussen zijn anglofiele ouders en zijn aartsconservatieve grootvader en Bismarck. De IJzeren Kanselier had het onmogelijke voor elkaar gekregen: een sterke Duitse eenheidsstaat. Die wilde hij koste wat het kost buiten elk conflict houden. Zijn opvolgers (Caprivi, Hohenlohe, Bülow, Bethmann) zwalkten met hun buitenlandpolitiek en Wilhelm bezat niet het karakter daar heldere sturing aan te geven, integendeel. Wilhelm is getekend door zijn onbedwingbare en ongeremde brallerigheid, zijn overgevoeligheid voor de publieke opinie, zijn heftig reageren op incidenten. De keizer kreeg daarmee een aura alsof hij het voor het zeggen had. Hier dringt een vergelijking met de huidige Amerikaanse president zich op. In werkelijkheid ging Wilhelm, als puntje bij paaltje kwam, telkens risico’s uit de weg. Hij was niet alleen besluiteloos, zijn macht was beperkt. Alleen in militaire zaken mocht hij zijn zin doorzetten, maar uitgerekend hiervoor ontbrak het hem aan enig strategisch talent. Geen visie, geen beleid, geen samenhangend idee wat te doen. Van een Griff nach der Weltmacht (Fritz Fischer) is bij Wilhelm nimmer sprake geweest: de keizer bleef gevangene van zijn bombastische oprispingen.

LUC MINTEN

SIEBRAND KRUL

Een exotische reis door de tijd

Tom Buijtendorp

Lannoo, Tielt, 2017 176 blz., € 34,99 ISBN 978 94 014 4273 2

Het jaar 117

'Waarom verzamelt een mens exotica? Een wilde gok: omdat de natuur meer verbeelding heeft dan de mens’. Zo begint het boek Wunderkammer. Deze uitgave is zelf, net als het onderwerp waarover het gaat, een rariteitenkabinet, waarbinnen allerlei aspecten van dit fenomeen bijeengebracht zijn en het fijn rondsnuffelen is. Langzaam ontstaat zo een totaalbeeld van de verzamelwoede van (wetenschappelijke) reizigers en van mensen in hoge, veelal adellijke posities, die op deze wijze vanaf de Middeleeuwen konden ‘pronken met andermans veren’. De ongekende wereld kwam zo op een zeer aanschouwelijke manier dichterbij. Wunderkammers waren veelal bonte verzamelingen exotica, curiositeiten, dieren op sterk water, bloedkoraal, struisvogeleieren, eenhoorntanden, kaarten, instrumenten en bijvoorbeeld geneeskrachtige mineralen en poeders. Voor de minder welgestelden was er het kunstkabinet, een meubel volgepropt met exotica, met geheime laden voor de meest unieke curiosa. Een van de bekendste Nederlandse verzamelaars/handelaars was apotheker Albertus Seba (1665-1736) uit Friesland, die zelfs tsaar Peter de Grote als klant had. In de 19de eeuw kwamen opgezette exotische dieren, veelal getoond in glazen cassettes, in zwang. De terra incognita speelde in op de verbeelding met monsters en halfmensen en handelaren stelden fantasiedieren samen (zeemeerminnen bijvoorbeeld) door onderdelen van dieren kunstig te combineren. Auteur Thijs Demeulemeester gaat ook in op vergelijkbare verschijnselen, zoals het er op na houden van dwergen aan hoven en het ‘tentoonstellen van exotische dieren en vreemde volkeren’; de laatsten soms zelfs in kooien in tijdelijke dorpen, speciaal opgezet voor onder andere Wereldtentoonstellingen. Dit boek is de Wunderkammer waardig; fraai uitgegeven met veel illustraties, zowel in kleur als in zwartwit. LEX VELDHOEN

Sporen van Trajanus en Hadrianus in de Lage Landen Omniboek, Utrecht 2017 286 blz., € 20 ISBN 978 94 019 1068 2

G GESCHIEDENIS 3|2018

61

VAN HET BOEKENFRONT VEEL NIEUWS

Guy Leemans e.a.

Andreas Dill en Luc Rombouts

Guikje Roethof

Zingende torens

Gordon Bennett!

Vlaamse beiaarden in beeld

Davidsfonds/WPG, Antwerpen 2017 207 blz., € 29,99 ISBN 978 90 590 8876 4

‘Alleen in u – o koning – geloven wij nog’

Open brieven van de Vlaamse Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog

Uitgeverij Aspekt, Soesterberg 2018 271 blz., € 19,95 ISBN 978 94 633 8287 8

Peristyle, Antwerpen 2017 383 blz., € 29,50 ISBN 978 90 826 8400 1

Beiaarden zijn eeuwenlang gelinkt aan de welvaart van de steden in de Lage Landen. Belangrijke kerken en belforten kregen een klokkenspel om zowel in nood maar nog meer in vreugde muzikale klanken over het stadscentrum te verspreiden. Waar het klokkenspel of carillon van een belfort vooral ontspannende deuntjes moest generen, mocht die van de kerk bedevaarten en belangrijke kerkelijke feestdagen muzikaal begeleiden. De beiaarden die in Vlaamse, Waalse en Noord-Franse belforten hangen, zijn opgenomen in de lijst van Unesco Werelderfgoed. Dit boek, dat zich tot Vlaanderen beperkt, munt uit in een beknopte historische evolutie, de impact van het beieren of het ritmisch slaan met de klepel – drummen met klokken – en de muzikale mogelijkheden die de combinatie met de techniek van het torenuurwerk bood. De beiaardkunst kreeg in het begin van vorige eeuw eerst een geweldige knauw als oorlogsoffer, maar herleefde dankzij Amerikaans mecenaat bij de heropbouw van getroffen Vlaamse steden. Het orgelonderwijs kreeg zelfs een afzonderlijk opleidingsinstituut. Die internationale uitstraling zorgde er ook voor dat in het Nieuw-Zeelandse monument voor alle gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog in Wellington een beiaard werd geplaatst. Maar de rijkdom van oudere en jongere beiaarden kan vooral in Vlaamse steden bewonderd worden, best beluisterd op een terrasje tijdens de zomer. Vijftien Vlaamse beiaarden worden hier beschreven en bekeken. De meesten zitten in een kerktoren. Die in de lakenhallen van Ieper is een getuige van de heropbouw van de middeleeuwse lakenstad na 1920. Een mooie selectie van foto’s geeft een beeld van beiaard, klok(ken), stoel, mechanisme en beiaardier enkele tientallen meters hoog. Met dit boek is dit erfgoed zonder enige moeite te bekijken.

Van de drie mannen die eind 19de de Amerikaanse krantenwereld beheersten (Joseph Pulitzer, William Randolph Hearst en James Gordon Bennett jr.) is de laatste nagenoeg vergeten. Roethof wil Bennett (1841-1918) in ere herstellen. Een uitdagende opdracht, omdat Bennett geen persoonlijk archief heeft nagelaten en omdat over hem vanwege zijn excentrieke, zeg maar bijna krankzinnige gedrag zoveel anekdotes bestaan dat feit en fictie moeilijk van elkaar zijn te onderscheiden. Want ‘vreemd’ was Bennett zeker. Eén voorbeeld. Vier dagen voor zijn huwelijk, oudejaarsavond 1876, deed hij voor de ogen van zijn aanstaande schoonfamilie zijn behoefte in de open haard. Einde verloving en vanwege dit schandaal verhuisde Bennett naar Frankrijk, vanwaar hij de rest van zijn leven zijn krant, The New York Herald, in 1835 door zijn vader Bennett sr. begonnen en in 1866 door zoonlief overgenomen, bestierde. Elk positief feit over haar hoofdpersoon grijpt Roethof aan om Bennett als een verdienstelijk ondernemer te portetteren, maar het negatieve overheerst. Naar huidige maatstaven gerekend gaf hij zo’n 1,2 miljard dollar uit, vaak aan extravagante zaken. Ondertussen behandelde hij zijn personeel als grof vuil, waardoor zijn beste mensen naar de concurrenten overliepen. Maar het meest pijnlijke is toch wel, ook al probeert Roethof dat te verbloemen, dat de zoon het adagium van zijn vader heeft overgenomen, namelijk dat kranten moeten schrijven wat mensen willen weten, niet wat zij moeten weten. Pijnlijk, omdat Roethof, zelf een journaliste, een bloedhekel heeft aan de yellow press, ofwel riooljournalistiek. Kortom, een niet geheel geslaagde rehabilitatie, hetgeen onverlet laat dat haar boek leest als een trein en een fascinerend beeld schetst van een krankzinnige man in een krankzinnige tijd.

De pamfletten die de Frontbeweging achter de frontlinie verspreidde, worden geregeld aangehaald in de historiografie van de Vlaamse Beweging. Alle bewaarde druksels worden hier integraal gepubliceerd, elk voorzien van een deftige inleiding en een ruim voorafgaande situering van de context van deze open brieven. Die laat men beginnen met de troonsbestijging van koning Albert. De eerste open brief met de grieven van de Vlaamse Beweging aan koning Albert werd symbolisch op 11 juli 1917 gepubliceerd. Er volgden in 1917 en 1918 nog verschillende brieven en pamfletten, zowel gericht aan de Vlaamse soldaten, kardinaal Mercier als paus Benedictus XV. Publicatie en verspreiding werd nauwlettend in de gaten gehouden door de Belgische (militaire) veiligheidsdiensten. Auteurs en propagandisten werden repressief aangepakt. Ook Vlaamse aalmoezeniers waren daarbij. Evident want in de eerste jaren van de frontoorlog spanden zij zich samen met soldaten met universitaire achtergrond in om via katholieke studieclubs naast de organisatie van stichtende activiteiten die de kuisheid propageerden, ook aan alfabetisering te doen. Menig Vlaamse dienstplichtige arbeider en boer leerde tijdens die oorlogsjaren deftig lezen en schrijven. Ook na de wapenstilstand van 11 november 1918 ging men nog even door. Eind 1919 werd er zelfs nog een brief aan de delegaties van de vredesconferentie in Parijs gestuurd om de Vlaamse eisen te verduidelijken, nadat eerder contact werd gezocht met de Amerikanen. Het principe van het zelfbeschikkingsrecht van president Woodrow Wilson klonk immers als muziek in de oren van de Frontbeweging. Deze uitgave vult eindelijk een lacune op en laat duidelijk zien waar de wortels van de Frontpartij (officieel Het Vlaamsche Front) liggen die meedeed aan de eerste naoorlogse parlementsverkiezingen op 16 november 1919.

HARRY VAN ROYEN

BEN SPEET

HARRY VAN ROYEN

62

G GESCHIEDENIS 3|2018

Mediarubriek Shrabani Basu

Victoria & Abdul

Het ware verhaal van de innige relatie tussen een koningin en haar vertrouweling Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2017 Vert. Chiel van Soelen 336 blz., € 19,99 ISBN 978 90 468 2230 2

Hidde Dirks Kat

Frans Verhagen

Geschiedenis van de Verenigde Staten

Het dagboek van de Amelander walvisvaarder

Frans Verhagen lijkt in veel opzichten op Geert Mak. Beiden studeerden rechten en vormden zichzelf tot historicus, beiden waren jarenlang werkzaam als journalist en ze schuwen het publieke debat niet. Zowel Verhagen als Mak hebben een zwak voor Amerika, met speciale aandacht voor vraagstukken die met ‘integratie’ te maken hebben. En beiden schrikken niet terug voor grote en veelomvattende onderwerpen. Voor Frans Verhagen is het op dit moment oogstseizoen: vanaf 2010 publiceerde hij gemiddeld elk jaar een boek. Eind 2017 verscheen een groot overzichtswerk waarin de hele geschiedenis van de Verenigde Staten in één handzame band is samengevat. In een helder en evenwichtig opgezet boek – de hoofdstukken zijn onderverdeeld in thematische blokken van twee à drie pagina’s, afgewisseld met kaderteksten – wordt zowel aandacht besteed aan de binnenlandse situatie als aan de buitenlandse politiek. Verhagen laat zich kennen als deskundige van de Amerikaanse geschiedenis en hij heeft zich de voorbije veertig jaar een duidelijke mening gevormd. Deze steekt hij in dit boek niet onder stoelen of banken. Hij schrikt er niet voor terug om de glans van sommige presidenten wat te verbleken of het blazoen juist flink op te poetsen. Zo was ik verrast door het (betrekkelijk) positieve oordeel over Reagan en de rehabilitatie van Theodore Roosevelt. Het meest verbazingwekkend vond ik de in elk hoofdstuk terugkerende passages over de problematiek met betrekking tot het bankwezen. De Amerikanen worstelen hier al meer dan twee eeuwen mee en wentelen de gevolgen van hun onwil om deze sector echt te reguleren om de zoveel tijd op de rest van de wereld af. Wat het bankwezen betreft is de slogan ‘America First’ al eeuwenoud.

‘Ik zat midden tussen twee mannen die rechts en links naast mij lagen, die ’s ochtends doodgevroren waren’, schrijft Hidde Dirks Kat in zijn dagboek over de verschrikkelijke reis in 1771 van zo’n 27 schepen, die op jacht naar walvissen en robben hopeloos verzeild raakten in drijfijs. Het ene schip na het andere werd gekraakt door het ijs en verdween in de diepte. Commandeur Kat en zijn mannen wisten enkele sloepen en wat voorraad op het ijs te brengen, waarna een vreselijke tocht begon. De grote ijsschotsen braken, sloepen en zeelui verdwenen in het ijskoude water, waarna het ijs zich boven hen sloot. Na een tocht vol kou en ontberingen waarbij veel doden vielen, wist een groepje land te bereiken. Op het nippertje werden de mannen gered door eskimo’s die in hun kano’s voor de kust bezig waren met de robbenvangst. Kat was aangedaan door de menslievendheid van de ‘ongedoopte wilden’, die hen opvingen in hun hutten en hun schaarse voedsel met hen deelden. Anderhalf jaar na zijn vertrek kwam Kat weer aan op Ameland: ‘De mensen op straat hieven een vreugdegejuich aan en riepen elkaar toe dat ik teruggekeerd was’. Hidde Kat schreef zijn ongelooflijke verhaal op. Jaren later kwam het relaas een schoolopziener onder ogen en die zorgde ervoor dat het spannende verhaal in 1818 werd uitgegeven. Nu is het respectvol hertaalde dagboek er opnieuw, voorbeeldig uitgegeven door Uitgeverij Wijdemeer. Een team van acht deskundigen heeft het spannende verhaal aangevuld met informatie over de walvisvaart, Ameland en de dagboekschrijver.

Abdul Karim is pas 24 wanneer hij in 1887 uit Indië in Engeland aankomt als persoonlijke tafeldienaar van koningin Victoria. De vroegere assistent-klerk van de gevangenis in Agra promoveert spoedig tot privé-secretaris of Munshi van de keizerin van India herself; hij leert haar Urdu, instrueert Indiase zaken en wordt haar favoriete gezelschap. Al snel ontpopt de jonge moslim zich tot een machtig figuur aan het koninklijk hof, dankzij Victoria’s onvoorwaardelijke steun en bescherming. ‘Ik ben zo ontzettend dol op hem,’ schrijft ze in een brief, ‘hij is een echte troost voor mij.’ Abdul haalt het maximum uit de ‘innige relatie’, voor zichzelf en zijn familie, tot afgunst van andere Indiërs en een steeds opstandiger hofhouding. Prompt na Victoria’s dood is het afgelopen met de Munshimania; Abdul wordt verbannen en uit de geschiedenis gewist. De Indiase journaliste Shrabani Basu haalde haar landgenoot en zijn dagboek weer van onder het stof. Hoe kon een eenvoudige Indiër zo veel invloed krijgen op de heerseres van een wereldrijk? Wat waren de politieke gevolgen? We komen het niet te weten. Wel staat het boek bol van anekdotiek over thee-uurtjes, curry-gerechten, mango’s en eindeloze protocollaire conflicten. Onderhuids groeit het vertekend beeld van een meevoelende, overbezorgde en progressieve vorstin, verheven boven de raciale en sociale vooroordelen van de Britse klassenmaatschappij. Tenminste, zolang het om haar protégé ging. Het lot van de miljoenen Hindu’s, geteisterd door hongersnoden, viel buiten haar empathische horizon. Ook buiten die van Basu. De koloniaal- politieke achtergrond, met het toenemend streven naar onafhankelijkheid, komt maar summier aan bod in dit geromantiseerde verhaal over een eenzame koningin en een handige opportunist. Vandaag zouden de tabloids er van smullen.

COR VAN DER HEIJDEN

RUUD SPRUIT

ANDRÉ CAPITEYN

Uitgeverij Boom, Amsterdam 2017 512 blz., € 39,90 ISBN 978 90 587 5814 9

Wijdemeer, Leeuwarden 2018 112 blz., € 14,95 ISBN 978 94 920 5241 4

Gekraakt door het ijs

G GESCHIEDENIS 3|2018

63

IN HET NIEUWS

Beschermde kolenwasserij bedreigd

Het Limburgse provinciebestuur heeft een gedeeltelijke sloopvergunning afgeleverd voor de monumentale kolenwasserij van Beringen. Dat kolossale gebouw maakte volgens erfgoedorganisatie Europa Nostra kans op de ‘eretitel’ van het meest bedreigde Europese monument, maar viel in de laatste ronde af. Het blijft niettemin een precedent: een ondergeschikt bestuur ondergraaft met één pennentrek een Vlaamse beslissing om industrieel-archeologisch erfgoed te beschermen.

I

n Beringen laat de volledige reconversie van het uitgestrekte mijnterrein van 100.000 m2 op zich wachten. De site omvat een twintigtal beschermde bedrijfsgebouwen wat de locatie tot een van de best bewaarde van West-Europa maakt. Door de omvang is de kolenwasserij tegelijk een van de meest bepalende beeldelementen van de omgeving. Het gebouw telt tien verdiepingen boven een staketsel waar treinwagons de ondergrondse productie aanvoerden. De helft daarvan bestond uit kolen, de andere helft uit stenen. In de kolenwasserij werden die bestanddelen via een chemisch procedé gescheiden waarna de kolen gezeefd werden op de juiste grootte en kwaliteit. De kolenwasserij van Beringen verwerkte dagelijks 7.500 ton ruwkolen. Van dat soort installaties zijn er in België maar drie bewaard, waaronder twee kleinere in Wallonië. Toen Vlaams minister Johan Sauwens in 1994 in extremis de kolenwasserij beschermde, legde hij meteen een zware hypotheek op de ontwikkeling van het terrein. Ondanks de heel

64

G GESCHIEDENIS 3|2018

gulle subsidies van de federale overheid en Europa bleken er geen budgetten voorzien te zijn voor restauratiewerken. In 2009 kwam de Vlaamse regering met een nieuw zogenoemd ‘totaalproject’ voor de dag: be-MINE. Nieuw was dat de overheid voortaan in zee ging met twee private vastgoedbedrijven voor de ontwikkeling van het terrein. Het businessplan voorzag in een tewerkstelling van 600 voltijdse banen. Van dat plan zijn al grote delen gerealiseerd: onder meer een klimcentrum (elektriciteitscentrale), een duikcentrum en een avonturenberg (terril). Het kloppende hart van de reconversie is evenwel een centrale shoppingboulevard met ketens als C&A, H&M of Albert Heijn. Recent heeft ook het vroegere houtpark een nieuwe bestemming gekregen met verschillende types van woningen. Een herbestemming voor de kolencentrale blijkt evenwel niet haalbaar te zijn, noch financieel, noch functioneel. Tien jaar geleden werd de kostprijs voor de restauratie van het dak alleen al geraamd op dertig miljoen euro. Het plan ligt daarom voor om

twee van de vier delen te slopen waarvan één moet dienen als parking. De gebouwen zouden ook in erbarmelijke staat zijn, onder meer door roestvorming, wat de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, die het dossier bij Europa Nostra indiende, ontkent. Eén magere troost: in een van de niet-gesloopte delen zou het bestaande Vlaamse Mijnmuseum een ‘belevingscentrum’ kunnen inrichten in de verwachting het huidige jaarlijkse bezoekersaantal van 30.000 op termijn te kunnen verviervoudigen. Tweede magere troost: Belgische gebouwen die eerder op de Europese lijst stonden, zijn intussen gered: de Bourlaschouwburg in Antwerpen en het Justitiepaleis in Brussel. LUC MINTEN

Boven: De gebouwen van Beringen-Mijn, gefotografeerd vanaf de ‘terril’ (steenberg). Het complex heeft een beschermde status (sinds 1994), maar kreeg voor restauratie geen geld. De unieke enorme kolenwasserij, midden en rechts, raakte daardoor verwaarloosd. (Foto Bert Van Doorslaer/ Prov. Centrum Cult. Erfgoed Limburg) Onder: De vervallen kolenwasserij op dit ogenblik. (Foto Mine Dalemans)

Wat lezers vinden Ruimtegekte

In het overzicht van de Koude Oorlog (G-Geschiedenis-maart) ontbrak een van de toppunten van de wedstrijd ‘wie kan het verste pissen?’ tussen de VS en de UdSSR, namelijk de race in de ruimte. De lancering van de Spoetnik door de Sovjetunie, in 1957, veroorzaakte een shock bij de Amerikanen, die vervolgens honderden miljarden spendeerden om de ‘schade’ te herstellen. Het werd een race wie het eerst op de maan kwam. Zo’n land had zeker en vast de beste maatschappelijke inrichting, zo was de overtuiging. In 1969 stapte Neil Armstrong op de maan. Nou, daar zijn we enorm mee opgeschoten, denk ik nu wel eens. Maar in die dagen zaten we verkleefd aan de televisiebuis! Ludo Vandendriessche, Lommel

Smerige oorlogen

Ergens in de jaren zeventig kantelde in het Westen de onbeschroomde steun voor de Amerikanen. Ze maakten er van hun almacht een potje van: in Midden- en Zuid-Amerikaanse landen werden, nauwelijks verholen, onwelgevallige regeringen met brute middelen uit de weg geruimd (Allende) en vervangen door rechtse dictaturen. In ons eigen land meende de voorzitster van de PvdA dat we maar eens genoegen moeten nemen met de Berlijnse Muur. De akelige DDR-dictatuur vonden linkse kringen een fact of life. Het kan verkeren. Frank Theuwissen, Dordrecht

Sarahs ex libris

Met belangstelling en genoegen heb ik het artikel gelezen over Sarah Bernhardt. Mag ik als ex-librisverzamelaar enkele kanttekeningen maken? Sarah had een charmant ex libris dat praktisch zeker door Alfons Mucha werd ontworpen. Zonder de woorden ‘Ex Libris’ deed het ook dienst als briefhoofd. De belettering van die tekst is niet geheel gelijk aan deze van het motto, zodat deze waarschijnlijk van een andere hand is. Het Griekse masker verwijst natuurlijk naar het theater, de nar en het zwaard respectievelijk naar de komedie en de tragedie. Alles is mooi omkranst met laurierbladen die wijzen op haar succes als actrice. Toen ze als negenjarige haar pols brak bij het springen over een sloot, schreeuwde ze het uit: ‘Ja, ja, ik zal het weer doen als het moet. Ik doe toch (quand même) wat ik wil met mijn leven. En zo werd Quand M•me haar lijfspreuk. Dr. Dirk Mattelaer, Tielt

Reageren op G-Geschiedenis?: mail naar [email protected]

NUMMER Vervolledig uw reeks. nummers kunt u los bestellen mits nog voorradig. GEMIST ? Oude Neem hiervoor contact op met onze klantenservice tijdens de kantooruren.

Voor Nederland: Bel 0900 - 244 62 44 (45 c/p.gesprek) Voor Vlaanderen: Bel 078 - 35 33 13 (zonaal tarief)

colofon Negende jaargang Uitgave 3/2018 Nr.3 april 2018 € 5,50

Hoofdredacteur Drs. Siebrand Krul [email protected] Internationaal uitgever Dr. Franz Metzger Redactie-adviseur Dr. Klaus Hillingmeier

Download de gratis, geheel vernieuwde app in de App Store of in de Google Play Store. U kunt ook deze QR-code met uw tablet of smartphone scannen.

uitgave 3/2018 Vaste medewerkers Christine Richter nitsch & struiving (vertaling en bewerking) Klaus Springer, Annelies Mikmak, Jack Kist de Ruijter (vormgeving)

Website: www.g-geschiedenis.eu Abonnementen € 32,50 voor 8 nummers Zie onder voor (mail) adressen en telefoonnummers

Lees G/Geschiedenis op tablet of smartphone!

Aan dit nummer werkten mee André Capiteyn (Gent) dr. Ellen Debackere (Strombeek-Bever) dr. Cor van der Heijden (Hulsel) drs. Jaap Krol (Groningen) prof.dr. Yme Kuiper (Goutum) drs. Siebrand Krul (Heerenveen) dr. Jan van der Meer (Berg en Dal) Luc Minten (Hoegaarden) drs. Harry van Royen (Hamme) drs. Ben Speet (Amsterdam) Ruud Spruit (Medemblik) dr. Birger Stichelbaut (Nazareth-B) drs. Harry Stalknecht (Kampen) Lex Veldhoen (Delft)

En Christoph Driessen Karin Feuerstein-Prasser Klaus Hillingmeier Janina Lingenberg Daniel Carlo Pangerl Karin Schneider-Ferber Ute Strimmer G-Geschiedenis is een uitgave van Senior Publications Nederland BV Amalialaan 126 H, 3743 KJ Baarn 035 – 692 52 00 www.spn.nl Uitgever Dirk Oeyen Advertentie-exploitatie MediaPlus b.v. telf. 035-692 59 99 fax 035-692 59 98 e-mail [email protected]

Nederland Bel 035 – 692 52 10 of e-mail naar [email protected] Het abonnement geldt tot wederopzegging tenzij anders vermeld. Beëindiging van het abonnement kan schriftelijk, per e-mail of telefonisch met vermelding van naam en adres tot 6 weken voor afloop van abonnementsperiode, anders volgt automatische verlenging. Vlaanderen Abonnementendienst, Postbus 360, 8800 Roeselare Voor een nieuw abonnement, voor informatie over of wijziging van uw abonnement: Bel naar 078 35 33 13 (zonaal tarief) Fax naar 078 35 33 14 E-mail naar [email protected] Of surf naar www.abonnementen.be Beëindiging van het abonnement alleen schriftelijk tot 6 weken voor afloop van abonnementsperiode, anders volgt automatische verlenging.

Losse verkoop Aldipress (Nl) - AMP (Vl) Druk Roularta Printing © 2018 Senior Publications Nederland BV. Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

G GESCHIEDENIS 3|2018

65

Word voordelig abonnee! G-Geschiedenis laat u op een spannende én vermakelijke manier (opnieuw) kennis maken met de geschiedenis vanaf het stenen tijdperk tot het heden. In elk nummer nemen we u mee op een historische ontdekkingsreis die een nieuwe horizon voor u opent. Maak nu heel voordelig kennis met G-Geschiedenis en ontvang 8 nummers voor slechts €25 (1 jaar). U profiteert van maar liefst 43% korting!

Beleef de geschiedenis opnieuw en neem nu een abonnement!

43% KORTING

Hoe wordt u abonnee in NEDERLAND

Hoe wordt u abonnee in VLAANDEREN

• Stuur de bon in een envelop zonder postzegel naar

• Stuur de bon in een envelop zonder postzegel naar

G-Geschiedenis, Antwoordnummer 356, 3740 VB Baarn



G-Geschiedenis, DA 852-657-3, 1130 Haren

• Ga naar www.abonneeplein.nl/voordeel en vul 293ACWSSW in

• Ga naar www.abonnementen.be

• Bel 0900-244 62 44 (45 cent per gesprek)

• Bel 078-35 33 13

Vul nu de bon in en profiteer van 43% korting!

Ja, ik wil graag gebruik maken van de aanbieding. Ik ontvang 8 nummers voor €25 en bespaar maar liefst 43% op de winkelprijs.

Ik geef het abonnement cadeau aan (indien van toepassing):

Naam:

m/v

RD23K

NFGFG

Mijn gegevens zijn:

Adres:

Naam:

m/v

Adres:

Postcode:

Plaats:

Postcode:

Telefoon:

Telefoon:

Geboortedatum:

Geboortedatum:

E-mail:

E-mail:

Plaats:

Automatisch via IBAN rekeningnummer:

N L

LANDCODE

CONTROLEGETAL

BANKCODE

REKENINGNUMMER

Handtekening:

Ik ontvang graag de gratis G-Geschiedenis e-mailnieuwsbrief.

* Voor Vlaanderen ontvangt u een betalingsformulier UW MACHTIGINGSKENMERK BESTAAT UIT GGH2018 + ACTIECODE + REKENINGNUMMER EN VOLGNUMMER. HET ABONNEMENT IS GELDIG TOT WEDEROPZEGGING. HET CADEAUABONNEMENT STOPT AUTOMATISCH. U GAAT AKKOORD MET DE LEVERINGSVOORWAARDEN (ZIE COLOFON OF WWW.PLUSONLINE.NL/LEVERINGSVOORWAARDEN). UW GEGEVENS KUNNEN TER BESCHIKKING WORDEN GESTELD AAN ONZE PARTNERS EN GESELECTEERDE BEDRIJVEN. INDIEN U HIERTEGEN BEZWAAR HEEFT, KUNT U DAT AANGEVEN DOOR DIT HOKJE AAN TE KRUISEN:

Senior Publications Nederland B.V., Postbus 44, 3740 AA Baarn ID BE73ZZZ008D000000534

Uitgave negende jaargang 4/2018 In de winkel vanaf 6 juni 2018

Verwacht SPECIAL

MARKANTE REIZIGERS

Nellie Bly

De wereld van de samoerai

OUDHEID

Jean Capart, egyptoloog Meer dan twee eeuwen sloot Japan zich zo goed als hermetisch af van de buitenwereld. Geen buitenlander kwam er in, geen Japanner kwam er uit. Voordat het land een eenheid werd, vocht het bittere oorlogen uit, waaraan de krijgerskaste van de samoerai zijn ontstaan dankt. Nog altijd be•nvloedt hun erecode het eilandenrijk.

CARTOGRAFIE

Slag bij Nieuwpoort ACTUELE HISTORIE

Uit de gratie

MARKANTE REIZIGERS Nellie Bly

CARTOGRAFIE Slag bij Nieuwpoort

Ze werd in 1864 geboren in Pennsylvania als Elizabeth Jane Cochran en was baanbrekend undercover journaliste (publicerend onder de naam Nellie Bly), reizigster, uitvindster, fabrieksdirecteur, oorlogscorrespondent en suffragette.

Het cliché der clichés: de Slag bij Nieuwpoort, die iedereen in 1600 weet te plaatsen. En dat de strijd op aandringen van Oldenbarnevelt werd gevoerd, tegen de zin van Maurits. Maar wat gebeurde er precies die dag? Uitleg aan de hand van unieke historische kaarten.

OUDHEID Jean Capart, egyptoloog

ACTUELE HISTORIE Uit de gratie

Geen sant in eigen land, heeft Jean Capart toch een stevige plaats veroverd in de galerij van cultuur-historische wetenschappers, als grondlegger van de Egyptologie in België. Met dank aan koningin Elisabeth en farao Toetanchamon. Eerherstel voor een bijna vergeten pionier.

‘Omstraten’ noemt cabaretier Arjan Lubach het weghalen van naar de jongste opvattingen onwelgevallige straatnamen. Dat past in de alle kanten uitschietende discussie over historische relicten (Muur van Mussert), standbeelden van zeehelden, en straatnamen van ‘foute’ mensen.

G GESCHIEDENIS 3| 2018

67

Samoerai Eeuwen terug ontstaat een krijgerskaste, die nog altijd invloed heeft in het keizerrijk Japan. Lees er meer over in de volgende editie...

Wie Hitler vom Versagen der Alliierten profitierte

Niet te missen In de winkel vanaf 6 juni 2018
G-Geschiedenis 003 2018-04

Related documents

25 Pages • 6,255 Words • PDF • 220.9 KB

68 Pages • 28,931 Words • PDF • 11.2 MB

82 Pages • 1,526 Words • PDF • 5.1 MB

25 Pages • 11,275 Words • PDF • 312.7 KB

20 Pages • 4,963 Words • PDF • 820.1 KB

18 Pages • 5,058 Words • PDF • 965.1 KB